Kwartierstaat van Arend Huys (van Norch) van Ruinen

Generatie 1 (proband)

1 Arend Huys (van Norch) van Ruinen, geboren omstreeks 1335 in Ruinen. Arend is overleden in 1396 in Gasselte, ongeveer 61 jaar oud.
Notitie bij Arend: Ook vermeld als Huys/Huzeken van Ruinen en Arnold Huus.
In 1380 beleend met Ruinen en vermeld als Heer van Ruinen.
Oorkonde van 1365 waarin Arnold Hus van Gasselte als getuige wordt vermeld.
Arend NORG (Huys/Huzeken),
1360 en 1376 verkocht Arend de tienden te Lhee resp. kocht een aantal roggepachten (oork.boek Gr. en Dr. I, nr. 478 en II nr. 641).
(ogd0478 en ogd0641)
05-05-1362 Arend en Lamme, zijn vrouw, stichten met Wibbe, wed. van Wernbold van Gasselte een altaar in de kerk van Gasselte, zoals Wernbold had beschikt (Oork.boek Gr. en Dr. I nr. 513);
21-02-1365 is hij getuige en wordt genoemd Arnolt Hus van Gasselte, waaruit blijkt dat hij en zijn vrouw zich in Gasselte hebben gevestigd; (ogd0534)
03-09-1380 verzoekt hij bisschop Floris van Wevelinkhoven (1379-1393) om belening van het goed hem aangeërfd van Johan III van Ruinen (Stevenszoon) te weten: die gerechte to Ruenen, to Buddingwolde, to Haexwolde ende to Bulinge met alle oeren toebehoren;
(Oork.boek Gr. en Dr. II nr. 684);
akte van 11 juli1380.
Arend Huus en Roelof Polman verklaren gedeeld te hebben de nalatenschap van heer Johan van Ruinen.
Naar het origineel in het archief van het geslacht van Munster en de heerlijkheid Ruinen. inv. no. 14, reg. 1 (R.A. Drenthe).
Wij Aernd Huus ende Rolof Polmans maken kenlic allen luden rnit desen openen brieve, dat wy enes alinghes scheydes ghebleven zyn alse van erfnysse de ons angheervet is vermyds doede heren Johannes, heer van Runen, den God ghenedich zy, an heren Herman, cureyt van Peijse, in der tijt deken in Drenthe, Rolove van Steenwijc, Johan den Vos van Steenwijc, Henric Polman ende an Johan van Haren Mensing in allen manyeren ende vorwarden alse hierna bescreven staet. Inteerste also dat Arend Huus voers. zal hebben den Oldenhof mitter wonynghe mit holte, mit torve, mit twyghe, rnit fene, rnit maeden, to water ende to weyde, alse de gheleghen is ende dat gherychte hoech ende leech alset heren Johanne van Rune voers. to behoerde, doe he levede. ende de gruet ende de pacht ende tyns ende de hofsteden, daer de pacht ende tyns uutghaet, ho ze gheleghen zyn in den daerpe to Rune, den teenden grof ende smal in den darpe to Rune voers. ende de moelne. Voertmer zo zal Arnd Huus voers. beholden den camp, de gheheten is de Veryert, de gheleghen is voer den Oldenhove voers. ende daer zal Rolof Polman voers. weder entieghen hebben uut horen zameliken goede also vele goede rnit husen, rnit hofsteden, rnit waere, rnit schare, mit torve, mit twyghe, mit fene, mit maeden, to water ende to weyde ende rnit horen tobehoren, de also vele mudden jaerlix doen moghen alsulkes zaedes als de Veryert voers. jaerlix doen mach, in der tijt der scheydinghe. Voertmer alle goet ende gulde, dat hem van deser erfnysse angheervet is, zo waer dat gheleghen is, dat zolen ze ende hoer erfghenamen ghelike entwe scheyden. beholdelic elken man des scheydes, dat dese brief tevoren begrepen hevet. Voertmer zo zal Arnd Huus voers. of zijn erfghenamen van onsen heren van Utrecht ende van den Stychte holdne alsodanyghe goede ende gulde alse heer Johan van Rune voers. to holden plach in zijn tijt van onsen heren van Utrecht ende den Stichte voers. Voertmer zo zal Rolof Polman voers. of zijn erfghenamen dit voers. goet, dat hem angheervet is van heren Johanne van Rune voers., den God ghenedich zy, holden van Aernde Huus of van zijn erfghenamen to Stichtes rechte rnit dren punden to verhenverden. Voertmer zo heb ic Arnd Huus voers. ende mijn erfghenamen Rolove Polman ende zijn erfghenamen ghegheven ende gheve alsodaen goet rnit husinghe ende mit hofsteden als ic nu in der tijt to Peyse hebbe rnit alle zynen tobehoren also alse dat Johan Mensinghe van Haren gehecoft hadde tieghens heren Johanne van Rune voers., daer Johanne Mensinghe voers. de stoc af gheleghet is ende des dezelve Johan Mensinghe enen open breef hevet, alse van heren Johan van Runen voers. ende des zal Arnd Huus voers. of zijn erghenamen voer dat voers. goet to Peyse also vele gulde anders van Rolofs andeel Polman voers. uut horen zamelike goede, waer ze dat hebben alse dat goet to Peyse voers. jaerlix doen mach by zegghen twier oP vierer buren van Peyse, de ze beyde eendrachtlike daer to zetten ende wanneer God zynen willen doet mitter vrouwen van Rune, zo zal Rolof Polman voers. ende zijn erfghenamen des goedes to Peyse bruken erflike zunder enigherhande wederborynghe Arndes Huses of zijn erfghenamen voers. van Rolofs goede Polman voers. of zijn erfghenamen ende weert zake dat ienich man Arnde Huus ende Rolove Polman voers. of horen erfghenamen des voers. erfnysse mit rechte af wonne. zo were Arnd voers. of zijn erfghenamen onverteghen zijns erves ende zijn gulde to Peyse voers. Alle arghelyst in desen voers. puncten uutghesproken. In oercunde der waerheyt zo hebbe wy Arnd Huus ende Rolof Polman voers. want ons des scheydes wal ghenoghet, onze zeghele an desen breef ghehanghen ende wij, Herman, cureyt to Peyse, Rolof van Steenwijc, Johan de Vos van Steenwijc, Henric Polman ende Johan van Haren Mensing alse scheydeslude omme merre vestenysse onse zeghele mede an desen breef ghehanghen.
Ghegheven int jaer ons Heren dusent drehundert ende tachtentich des wonysdaghes na zynte Mertensdach translatio.
Aan het stuk de zegels van Arend Huus, Roelof Polman en Johan van Haren Mensing en het beschadigd zegel van Roelof van Steenwijc; de overige zegels zijn afgevallen.

1382 bij de belening van het bezit van Ruinen blijkt dit te bestaan uit het stamslot de Oldenhof, een groot aantal hoeven in en rond Ruinen, alsmede het dagelijks gericht en vele tienden aldaar;

1395 waren Arend en zoon Johan onder de Drenten, die bisschop Frederik van Blankenheim (1393-1425) als hun landheer erkenden.
(ogd0902)
Elders vermeld:
Hij hertrouwt met Agnes de Vos van Steenwijk, wed. van Gerardus Clencke.
07-07-1421 draagt Agnese, wed. van Arnolt Huzeke een boterrente, uit het bezit van Arnolt, over aan de abdij te Dikninge. Haar zoon Johan Clencke (uit haar eerste huwelijk) is getuige. Arnolt of Arent is een zoon van Johan van Norch.

Gehuwd met Lamme van GASSELTE, dochter van Wernbold van GASSELTE en Wibbe van STEENWIJK (van Ghore)
Uit dit huwelijk:
1. Johan IV van RUINEN
2. Steven DROST van RUINEN.
3. Roelof, overleden op 05-01-1442,
(J.W.Schaap,’De heren van Ruinen’,NL 1981).

Gehuwd met Agnes.
13 en 31-10-1412, na de dood van Johan IV, zijn broer, gheboren mombaer (Arch. Dikninge nr. 1.156).

EGBERT PiGGEN en Ghertrud. dragen voor buren te Runen voor een vrij edel eigen over aan de abdij te Dyckenyngen
2 akkers land geheeten de Wekewercke op Noertessche te Runen, vermeld in de doorstoken brieven (zie regesten Nr*. 180 en 186).
Met medebezegeling door jonker Stephan van Bunen „gheboren „mombaer" der heerlijkheid Runen. Ghegheven int jaer ons Heren dusent vijerhondert ende tuaelf up Al Godes Heilyghen avent.
Oorspr. (Inv. N°. 156). De zegels van E. P. en S. v. E. zijn
verloren. ) Elektronische vertaling!!!)

andere bronnen; http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html
68772 Arend NORG (Huys/Huzeken),
1360 en 1376 kocht Arend de tienden te Lhee resp. een aantal roggepachten (oork.boek Gr. en Dr. I, nr. 478 en II nr. 641).
05-05-1362 Arend en Lamme, zijn vrouw, stichten met Wibbe, wed. van Wernbold van Gasselte een altaar in de kerk van Gasselte, zoals Wernbold had beschikt (Oork.boek Gr. en Dr. I nr. 513);
21-02-1365 is hij getuige en wordt genoemd Arnolt Hus van Gasselte, waaruit blijkt dat hij en zijn vrouw zich in Gasselte hebben gevestigd;
03-09-1380 verzoekt hij bisschop Floris van Wevelinkhoven (1379-1393) om belening van het goed hem aangeërfd van Johan III van Ruinen (Stevenszoon) te weten: die gerechte to Ruenen, to Buddingwolde, to Haexwolde ende to Bulinge met alle oeren toebehoren;
11-11-1380 passeert de scheidingsakte m.b.t. de erfenis van Johan III van Ruinen tussen Arend Huijs en Roelof Polman (Oork.boek Gr. en Dr. II nr. 684);
1382 bij de belening van het bezit van Ruinen blijkt dit te bestaan uit het stamslot de Oldenhof, een groot aantal hoeven in en rond Ruinen, alsmede het dagelijks gericht en vele tienden aldaar;
1395 waren Arend en zoon Johan onder de Drenten, die bisschop Frederik van Blankenheim (1393-1425) als hun landheer erkenden. Daarna volgt Roelof Huisinge to Bargum (Emmen). (Leenregister F. van Blankenheim folio 28).
Hij hertrouwt met Agnes de Vos van Steenwijk, wed. van Gerardus Clencke.
07-07-1421 draagt Agnese, wed. van Arnolt Huzeke een boterrente, uit het bezit van Arnolt, over aan de abdij te Dikninge. Haar zoon Johan Clencke (uit haar eerste huwelijk) is getuige. Zoon van Johan van NORG (zie 137544).
Gehuwd met
68773 Lamme van GASSELTE, dochter van Wernbold van GASSELTE (zie 137546) en Wibbe van STEENWIJK (van Ghore) (zie 137547).
Uit dit huwelijk:
1. Johan IV van RUINEN (NORG) (zie 34386).
2. Steven DROST van RUINEN.

Gehuwd met Agnes.
13 en 31-10-1412, na de dood van Johan IV, zijn broer, gheboren mombaer (Arch. Dikninge nr. 1.156).
3. Roelof, overleden op 05-01-1442,
(J.W.Schaap,’De heren van Ruinen’,NL 1981).
Arend:
(1) trouwde, ongeveer 24 jaar oud, in 1359 in Gasselte met Lamme van Gasselte, ongeveer 21 jaar oud. Lamme is geboren omstreeks 1338 in Gasselte, dochter van Wernbold van Gasselte en Wibbe van de Ghore van Steenwijck. Lamme is overleden vóór 1380, ten hoogste 42 jaar oud.
(2) trouwde, ongeveer 45 jaar oud, in 1380 in Coevorden met Agnes de Vos van Steenwijck, ongeveer 30 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Arend en Agnes: Ook genaamd Agnes de Vos van Steenwijk
Agnes is geboren omstreeks 1350 in Coevorden, dochter van Coenraed van de Ghore van Kuinre (zie 6,I) en NN van Ansen. Agnes is overleden na 1421 in Ruinen, minstens 71 jaar oud. Agnes is weduwe van Gerard Clencke (±1350-vóór 1380), met wie zij trouwde omstreeks 1370.
Notitie bij Agnes: Ook vermeld als Agnes van den Clooster??
Arent Huys hertrouwt met Agnes de Vos van Steenwijk, wed. van Gerardus Clencke.
07-07-1421 draagt Agnese, wed. van Arnolt Huzeke een boterrente, uit het bezit van Arnolt, over aan de abdij te Dikninge. Haar zoon Johan Clencke (uit haar eerste huwelijk) is getuige.
Kinderen van Arend en Lamme:
I. Johan IV van Ruinen, geboren omstreeks 1362 in Gasselte. Johan is overleden in 1410 in Ruinen, ongeveer 48 jaar oud.
Notitie bij Johan: 02-05-1397 beleend met de Heerlijkheid Ruinen
Noemt zich daarna Johan van Ruinen
Request van 27 oktober 1403 archief Dickninghe.
Johan, heer van Ruinen, knape, en zijn gebroeders Steven, Johan, Boldewijn en Roelof dragen voor buren te Lede over aan de abdij te Dickninghe hunne grove tienden over Nyen Boeldinghegoed en over Wermbold des Pelsers goed in de marke te Lede "ghedynghet" resp. op 2 stede Groninger mudden en op een half schat rogge.
Request van 31 oktober 1407 archief Dickninghe.
Johan heer van Ruinen, knape, draagt voor buren te Orvelte over aan de abdij te Dickninghe een rente van 7 stede Groninger mudden rogge, waarvan 5 mudde en 1 schat uit Renwerdighegoed, anderhalf mud uit Bennynghegoed en 1 schat uit Poppinghegoed, alle in de buurschap en de marke te Orvelte in het kerspel Bork.
1 juli 1408. Johan van Ruinen, knape, draagt voor buren te Ruinen over aan de abdij te Dickninghen zijn grove en smalle tienden over Nyssinghegoed c.a. en al de goederen der abdij in de marke te Ruinen (behalve de smalle tiend over Rensinghe-hofstede, de halve grove tiend over de akker ten oosten daarvan, over die Batue, over Swanikenakker op zuides en over de Hortenberg op Wildenkamp.
3 juli 1408. Johan, heer van Ruinen geeft aan de abdij te Dickninghe de akker, vroeger behorend tot het Hadeblinghegoed, door hem gekocht van Herman Polman en gelegen te Ruinen op de Zuides, in ruil voor een akker van Nyssinghegoed te Ruinen op de Zuides. Met verklaring van beiden, dat beide akkers tiendvrij zullen zijn en dat zij de akkers hebben overgedragen voor buren te Ruinen; en verklaring van de heer van Ruinen dat hij geen tienden trekt van goederen der abdij in de marke en het dorp Ruinen, behalve op de smalle tienden over Renssinghe-hofstede en de halve grove tienden over de 4 akkers Renssinghewoert, die Batue Swanickenakker op de Zuides en de Hortenberg op Wildkamp.
2 augustus 1408. Johan heer van Ruinen draagt voor gerecht en buren te Buddingwolde over aan de abdij te Dickninghe een rente van zes vierendeel boter, waarvan 3 over de hof en weere van Coep Mewes in het Westeind van de grote Oosterbuurschap en de andere 3 over over de hof en weere van Johan Bauwekens in de Nederbuurschap bij de Koekangerdijk in het kerspel Blijdenstein.
19 oktober 1408. Johan, heer van Ruinen, draagt voor gerecht en buren te Buddingwolde over aan de abdij te Dickninghen een rente van 6 vierendeel boter, waarvan 2 vierendeel en 1 kop uit Frederik Mathias weer (nu bewoond door Roelof Stelling) 2 vierendeel en 1 kop uit Zywert Nesens weer, beide in de Kaelre buurschap, een hal vierendeel over Heyne Lubbikens weer en 1 vierendeel uit Johan Volkers weer, beide in de Grote Oosterbuurschap in het kerspel Blijdenstein.
24 juni 1409.Johan heer van Ruinen draagt voor buren van Ruinen over aan de abdij van dickninghen 1 maat in de Ghoermaden opgaande tegen die Rethe en Zuides in de marke van Ruinen.
21 september 1409 Johan heer van Ruinen, knape, en Mechteld, echteleiden, verkopen voor een vrij en eigen aan Gosen Johanszoon en Alle, echtelieden, een rente van 2 vierendeel boter uit een halve hoeve land te Buddingwolde in de Ruwe boerschap.

Andere bronnen: http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html
34386 Johan IV van RUINEN (NORG), overleden 1410,
28-08-1392 koopt hij van de abdij te Dikninge de molen te Blijdenstede.
02-05-1397 wordt hij beleend met de heerlijkheid Ruinen (J.W. Schaap, ’De heren van Ruinen en hun heerlijkheid’, NL 1981, 288);
27-10-1403 verkopen de gebroeders Jan van Ruinen IV, knape, Steven, Boldewijn, Johan (de jonge) en Rolef de grove tienden te Lhee aan de abdij te Dikninge (Oork.boek Gr. en Dr. II, nr. 1162);
31-10-1407 t/m 24-06-1409 verkoopt hij aan Dikninge een boterrente onder Blijdenstede, een roggerente onder Orvelte, land en tienden onder Ruinen. Zoon van Arend NORG (Huys/Huzeken) (zie 68772) en Lamme van GASSELTE (zie 68773).
Gehuwd op 27-12-1404 met
34387 Mechteld MULERT.
Zij hertrouwt Jan Oving.
30-10-1416 bekrachtigen Johan Oving van Pesse en Machteld Mulert een landverkoop aan Dikninge door Jan Oving. Uit de tekst blijkt, dat Mechteld, dochter van Egbert Mulert en Hadewich, wed. van Jan IV en echtgenote van Jan Oving is (J.W. Schaap, ’De heren van Ruinen’, NL 1981).
20-02-1426 genoemd met haar dochter Johanna, gehuwd met Berent van Munster (Karel de Grote, beginreeks 22/217).
Dochter van Egbert MULERT (zie 68774) en Hadewich van ISSELMUDEN (zie 68775).
Uit dit huwelijk:
1. Johanna (zie 17193).
2. dochter,
gehuwd met Johan van den Clooster, Johanszn.
Notitie bij publiceren van Johan: Johan IV van RUINEN (NORG), overleden 1410,
28-08-1392 koopt hij van de abdij te Dikninge de molen te Blijdenstede.
02-05-1397 wordt hij beleend met de heerlijkheid Ruinen (J.W. Schaap, ’De heren van Ruinen en hun heerlijkheid’, NL 1981, 288);
27-10-1403 verkopen de gebroeders Jan van Ruinen IV, knape, Steven, Boldewijn, Johan (de jonge) en Rolef de grove tienden te Lhee aan de abdij te Dikninge (Oork.boek Gr. en Dr. II, nr. 1162);
31-10-1407 t/m 24-06-1409 verkoopt hij aan Dikninge een boterrente onder Blijdenstede, een roggerente onder Orvelte, land en tienden onder Ruinen. Zoon van Arend NORG (Huys/Huzeken) (zie 68772) en Lamme van GASSELTE (zie 68773).
Gehuwd op 27-12-1404 met
34387 Mechteld MULERT.
Zij hertrouwt Jan Oving.
30-10-1416 bekrachtigen Johan Oving van Pesse en Machteld Mulert een landverkoop aan Dikninge door Jan Oving. Uit de tekst blijkt, dat Mechteld, dochter van Egbert Mulert en Hadewich, wed. van Jan IV en echtgenote van Jan Oving is (J.W. Schaap, ’De heren van Ruinen’, NL 1981).
20-02-1426 genoemd met haar dochter Johanna, gehuwd met Berent van Munster (Karel de Grote, beginreeks 22/217).
Dochter van Egbert MULERT (zie 68774) en Hadewich van ISSELMUDEN (zie 68775).
Uit dit huwelijk:
1. Johanna (zie 17193).

2. dochter,
gehuwd met Johan van den Clooster, Johanszn.
Johan trouwde, ongeveer 42 jaar oud, op 07-12-1404 met Mechteld Mulert, ongeveer 34 jaar oud. Mechteld is geboren omstreeks 1370 in Hasselt, dochter van Egbert Mulert en Hadewich van NN. Mechteld is overleden na 1416, minstens 46 jaar oud. Mechteld trouwde later met Johan Oving (geb. ±1366).
II. Steven van Ruinen, geboren omstreeks 1365. Steven is overleden in 1437, ongeveer 72 jaar oud.
Notitie bij Steven: Vermeld in een oorkonde van 1395 van de bisschop van Utrecht als zijn vijand, samen met broer Roelof van Ruinen.
Steven, ook genaamd van Ruinen. Is zijn broer Johan, na diens dood in 1410, opgevolgd als heer van Ruinen.
Drost van Ruinen.
Request van 9 november 1410 archief Dickninghe.
Symon Polman en Steven (later, 17 juli 1412, ook vermeld als Stephen), echtelieden, dragen voor buren over aan Egbert Piggen en Geertruid, echtelieden, 1 akker land op Noordes, geheten dat Weekeweerck. Met medebezegeling door Steven, heer van Ruinen.
13 oktober 1412. Roelof Hake, vicaris te Ruinen, draagt, in overleg met de collator der vicarie, voor buren te Ruinen over aan de abdij te Dickninghe 1 akker land op Zuides te Ruinen. Met medebezegeling en bekrachtiging door jonker Stephan van Ruinen als momber der heerlijkheid Ruinen en collator der vicarie.
31 oktober 1412. Egbert Piggen en Geertruid, echtelieden, dragen voor buren te Ruinen voor een vrij edel eigen over aan de abdij te Dickninghe 2 akkers land, geheten de Wekewercke op Noordes te Ruinen, vermeld in de doorstoken brieven (zie requesten 180 en 185 archief Dickninghe). Met medebezegeling door jonker Stephan van Ruinen "gheboren mombaer" der heerlijkheid Ruinen.
23 april 1437 archief Dickninge. Steven van Ruinen draagt over aan de "priesteren indertijd tot Ruinen" een rente van 2 Groninger mudden rogge uit zijn goed Olde Lantsinghe in de marke en buurtschap Ruinen "tot enen rechten testament voor mij ende voor Agnese mijnen huisvrouw ende voor Arent mijn zoon ende voor Johan Klencken mijnen broeder opdat zij delen mogen in de missen, vigilien, memorien en alle andere goede werken die geschieden zullen in de kerk van Ruinen, en bepaaldelijk opdat priesters een bijzondere memorie houden, des avonds ene vigilie van 9 lessen en den volgende dag een mis.
(Hieruit zou men kunnen afleiden dat Johan Klencke een bijzondere plaats innam onder de broers, daar ook broer Roelof een gelijksoortig testament had opgemaakt. Zie bij Roelof)
Steven trouwde met Agnes van NN.
III. NN van Ruinen, geboren omstreeks 1367. NN is overleden vóór 1426, ten hoogste 59 jaar oud.
Notitie bij NN: Dochter van Arend Huys of Huzeken.
NN trouwde met Bertold de Vos van Steenwijck. Bertold is geboren omstreeks 1360, zoon van Johan de Vos van de Ghore van Steenwijck en Hadewich van Ansen. Bertold is overleden vóór 1404, ten hoogste 44 jaar oud.
Notitie bij Bertold: Ook genoemd als van den Goer of Ghoer of Gore
IV. Roelof van Ruinen, geboren omstreeks 1369. Roelof is overleden op 05-01-1442, ongeveer 73 jaar oud.
Notitie bij Roelof: Request van 12 januari 1428 archief Dickninghe.
Roelof van Ruinen geeft aan de priesters, indertijd te Ruinen, 1 akker land op de Zuides in de marke en de buurtschap Ruinen, "tot enen rechten testamente voor mij ende voor mijne vrunde en sonderlinghe (in het bijzonder) voor Johan Klencken mijnen broeder" opdat zij delen mogen in de missen, vigilien, memorien en alle andere goede werken, "die ghescheen solen" (zullen geschieden) in de kerk van Ruinen, en bepaaldelijk opdat de priester ene bijzondere memorie viere n.l. des zondags voor sint Thomas, des avonds ene vigilie (nachtwake) van 9 lessen en den volgende dag ene mis.
V. Boldewijn van Ruinen, geboren omstreeks 1371. Boldewijn is overleden vóór 1426, ten hoogste 55 jaar oud.
VI. Johan (de jonge) van Ruinen Clencke, geboren omstreeks 1373. Johan is overleden vóór 1426, ten hoogste 53 jaar oud.
Notitie bij Johan: Wordt in 1427 door zijn broer Roelof aangeduid als Johan Klencken en in 1438 door zijn broer Steven eveneens als Johan Klencken. Johan de jonge is overleden voor 1427.
hij zal bezitter van de Clencke zijn geweest en jong overleden. De Clencke komt daarna in bezit van nazaten van Otto van Welvelde, welke een broer is van Johan II van Ruinen en Ida van Ruinen die gehuwd was met Otto van Norch.
Uit een oorkonde van 26 februari 1426 blijkt dat alleen zijn broers Steven en Roelof van Ruinen nog in leven zijn.

Generatie 2 (ouders)

2 Johan van Ruinen van Norch, geboren omstreeks 1310 in Norg. Johan is overleden vóór 1380, ten hoogste 70 jaar oud.
Notitie bij Johan: Vermeld in een oorkonde van het jaar 1334 samen met zijn broer Herman.
Johan van Norch werd ook wel Johan van Ruinen genoemd.

Andere bronnen: http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html
137544 Johan van NORG, zoon van Otto van NORG (zie 275088) en Ida van RUINEN (zie 275089).
Kinderen:
1. Arend NORG (Huys/Huzeken) (zie 68772).

2. Otto, Clericus Trajectensis, overleden op 15-01-1370,
19-11-1362 geeft paus Urbanus V (1362-1370) opdracht een benificium van het kapittel St. Marie te Utrecht beschikbaar te houden (J.W.Schaap,’De heren van Ruinen’,NL 1981).
Hij trouwde, ten hoogste 25 jaar oud, vóór 1335 in Norg of Ruinen met de ten hoogste 24-jarige
3 Elisabeth van Steenwijck, geboren omstreeks 1311.
Notitie bij Elisabeth: Ook genaamd de Vos van Steenwijck
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Arend Huys (van Norch) van Ruinen, geboren omstreeks 1335 in Ruinen (zie 1).
II. Otto van Norch, geboren omstreeks 1333 in Norg. Otto is overleden op 15-01-1370, ongeveer 37 jaar oud.
Notitie bij Otto: 19-11-1362 geeft paus Urbanus V (1362-1370) opdracht een benificium van het kapittel St. Marie te Utrecht beschikbaar te houden; uit: J.W. Schaap, De heren van Ruinen en hun heerlijkheid,(Nederlandse Leeuw CD-Rom, ISBN 90-800382-8-8), 1981, kol. 304, 15-3-1360, Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, Postbus 85630, 2508 CH ’s-Gravenhage.
Notitie bij publiceren van Otto: In 1362 vermeld als clericus dioc. traj.
Otto bleef kinderloos.
III. NN van Norch. NN trouwde met Roelof Polman. Roelof is geboren omstreeks 1340. Roelof is overleden na 1382, minstens 42 jaar oud.
Notitie bij Roelof: Vermeld in een oorkonde van 1382 als erfgenaam van Johan van Ruinen, samen met Arend Huys van Ruinen. Roelof moet dan getrouwd zijn met een zuster van Arend Huys.
Vermeld in de lijst van leenmannen van de bisschop van Utrecht uit 1379: siin aandeel van de gherichte van Drenthe; de gruit tot Ide; Wrentyngegoet tot Ide, gheleghen in de kerspel van Vrees (Vries); dat swanevlot gelegen in Drenthe ende een deel om Groningen ende oppen Goe. een tiende tot Haren, grof ende smal ende den hof to Hempne (Hemmen-Haren), gheleghen in de kerspel van Haren. De tienden van Anderen, gheleghen in den kerspel van Rolde.
Het hofgoed te Hemmen lag in het noordelijk deel van het huidige Haren. Waarschijnlijk ter plaatse waar in de 18e eeuw een nieuw Hof van Hemmen is gebouwd, nu in gebruik bij het Instituut voor Doven.
Evenals zijn zwager Arend Huys was Roelof Polman in zijn tijd een man met veel macht in Drenthe. Waar hij zijn domicili had is tot nu toe niet duidelijk.

Generatie 3 (grootouders)

4 Otto van Norch, geboren omstreeks 1280 in Norg.
Notitie bij de geboorte van Otto: geboortedatum onbekend; meerdere vermoedens waaronder ook 1284
Otto is overleden na 1335, minstens 55 jaar oud.
Notitie bij Otto: 28-12-1324: Otto van Norgh en zijn borgen betalen een gedeelte van de bruidschat voor de dochter van Otto aan Rudolf van Echten. Getekend te Kampen waar de van Norchs als verbannenen uit Drenthe, verbleven.
18 januari 1325: Otto van Norch en anderen verklaren de verpande goederen van Pelgrim van Putten binnen zekere tijd te zullen lossen. Vermeld zijn Wicher, kanunnik te Steenwijk, broer van Otto, Hendrik van der Ese, Gerard Klecke en zijn broer Johannes, Coenraad Utengore (van Steenwijk), Volker, zoon van vrouwe Ermengardis.
25-03-1334 verkopen Otto, Ida zijn vrouw en hun kinderen Wycher, Johan en Herman, met zijn broer Wycher, kanunnik van Steenwijk, de tienden van Hooghalen, en het recht van herberg, geërfd van hun ouders, aan de abdij van Dikninge. Hij verzocht zijn ’maghen’ Coenraad van de Goer en Herman Polleman mede te zegelen (Arch.Dikninge, Benedictijnerabdij, inv. nr. I, reg 43).
"dragen over voor buren en kerspellieden van Beilen aan de abdij van Dickninghe de tienden te Halen, grof en smal, met het recht van herberg en van "vore des sades" in Drenthe, door hen geerfd van hunne ouders; met belofte van vrijwaring, behalve voor de smalle tienden over de hof te Halen, de aan het convent te geven vlastienden en de grove en smalle tienden over het kothuis Nysinghe. Met medebezegeling door Herman Polleman, Coenraed van den Ghore en en het land van Drenthe.
Request van 15 januari 1335. Otto van Norch verkoopt aan het convent van Dickninghe de tienden te Halen, na ze eerst, volgens zijn verplichting, te hebben aangeboden aan Roelof van Peize, Bole van Eelde en het convent van Assen.
24-11-1335 Drents dienstman van bisschop Jan van Diest (1322-1340) (drs. O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973).
Oorkondenboek Groningen-Drenthe 340; omstreeks 1335.
Register van inkomsten van het Domkapittel te Utrecht.
Goederen van Henrici de Norch, waarvan de betalingen als volgt zijn verdeeld:
ten eerste Arnoldus 5 en een halve sc. van het goed Buninc in Snole, het gerecht in Norch en sommige goederen in Ede (Een) (Arnold was dus de opvolger van zijn vader in het gerecht en was dus de oudste zoon.)
Rodolphus, zijn broer, 4 en een halve sc. van het goed Haddinghe in Ede (Een)
Hilla Gerardi de Norch (Hille, de dochter van Gerard van Norch) 3 en een halve sc. van hetzelfde goed (van Hendrik die dus kennelijk overleden was)
Rudolf Butruant 6 b. en 1 cop. van het goed Bonekinc in Anlo; (Opmerking: Rudolf Butruant = Rudolf van Peize van Almelo, getrouwd met een zuster van Henric van Norch)
De tienden in Borc, die heer Folkert en broer aan de parochie hebben verkocht, 2 sol. en een halve cop. Folkert van Dwingelo van het goed Rensinc in Anlo 15,5 sc. (Opmerking: Folkert van Dwingelo moet getrouwd zijn met een niet met name bekende zuster van Henric)
Johan Pipe 2 sol. en een halve cop. van het goed genaamd Battinc. (Opmerking: Johan Pipe is Johan van Steenwijck, getrouwd met Johanna van Norch)
Idem van dezelfde voorschreven goederen betaald jaarlijks Otto van Norch 13,5 sc. Ten eerste de tienden in Halen, met inbegrip van het klooster Dickninge, idem tienden in Ees in de parochie Borger, door burgers gekocht, Idem het goed genaamd Grudelinge dat nu in bezit is van Hille van Norch als opvolger van Gerard van Norch. idem het goed Gorthorst in de parochie Beilen die Reiynerus Heymighe koopt.

Vermelding omstreeks 1325. ndva 1980 artikel Keverlingh Buisman. Zie ook bij Hendrik van Norch. Henric van Eelde, schout, Herman Polman c.s. beklagen zich bij de bisschop over Ot en Conraerd van Norch.
(Met Coenraed van Norch wordt misschien bedoeld Coenraed van Steenwijck, zoon van Johanna van Norch en Johan van Steenwijck ??)

Otto van Norch en verwante edelen streden aan de zijde van de bisschop van Utrecht tegen de Drenten en zijn een tijdlang uit Drente verbannen. Zij verbleven in één van de overgebleven bolwerken van de bisschop, de stad Kampen. Daar verhandelden ze graan uit Drenthe om in hun levensonderhoud te voorzien.

Uit de Schepenboeken van Kampen: (Kamper Schepenacten nr. 71).
29 augustus 1318, garantieverklaring voor een bedrag van 10 mark (Samen met andere Drentse lage adel) verder ook nog:
4 oktober 1319, Otto van Norch en anderen stellen zich garant voor454,5 schepel goed winterkoren.
28 december 1324, 90 mark als aandeel in de bruidschat voor de zoon van Rolof van Echten,
16 januari 1325, schuldbekentenis ten gunste van Pelgrim van Putten, bedrag 90 mark,
16 april 1325, zekerheidsstelling voor een betaling,
4 juli 1325, verklaring van vrijwaring bij een korenleverantie,
11 november 1325, borgstelling bij een korenleverantie van bijna 21 mark, (zie ook ogd0291)
17 november 1325, schuldbekentenissen van 4 pond en 71/2e stuiver, 9 pond en 5 pond, ogd0292.
21 februari 1326, schuldbekendtenis van 24 brabantse marken,
9 maart 1326, schuldbekentenis van 100 pond klein,
20 april 1326, zekerheidsstelling voor de levering van 100 schepel graan,
22 december 1326, schuldbekentenis van 30 mark,
5 februari 1327, borgstelling voor Geert Clencke,
28 februari 1327, een schuldbekentenis.
In bovengenoemde 16 vermeldingen komt hij negen keer voor samen met Coenraad van de Gore, een familielid, acht keer met Geert Clencke, drie keer met diens broer Johan Clencke, twee keer met Arnold Lansinge, en één keer met Gyse Geuzinge, Bertold van Ansen, Volker van Echten, Rolof van Norch Hendrikzoon, Wicher van Norch zijn broer(kanunnik te Steenwijk).

Uit diverse andere publicaties;
Gehuwd met Ida van RUINEN. Zuster van Steven, de vader van Johan III, heer van Ruinen (+1378), gehuwd met Zweder van Rechteren (+21-02-1407), die kinderloos overlijden en waarmee de hoofdtak van het huis Ruinen in mannelijke lijn uitsterft. Dochter van Johan II van RUINEN en Ermengarde

http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html
275088 Otto van NORG,
28-12-1324 betaalt Otto een deel van de bruidschat voor zijn dochter (drs.O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973).
25-03-1334 verkopen Otto, Ida zijn vrouw en hun kinderen Wycher, Johan en Herman, met zijn broer Wycher, kanunnik van Steenwijk, de tienden van Hooghalen, geërfd van hun ouders, aan de abdij van Dikninge. Hij verzocht zijn ’maghen’ Coenraad van de Goer en Herman Polleman mede te zegelen (Arch.Dikninge, Benedictijnerabdij, inv. nr. I, reg 43).
24-11-1335 Drents dienstman van bisschop Jan van Diest (1322-1340) (drs. O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973). Zoon van Otto van NORG (zie 550176).
Gehuwd met 275089 Ida van RUINEN.
Zuster van Steven, de vader van Johan III, heer van Ruinen (+1378), gehuwd met Zweder van Rechteren (+21-02-1407), die kinderloos overlijden en waarmee de hoofdtak van het huis Ruinen in mannelijke lijn uitsterft. Dochter van Johan II van RUINEN (zie 550178) en Emegarde (zie 550179).
Uit dit huwelijk:
1. Johan (zie 137544).
2. Wycher.
3. Herman.
4. dochter. Gehuwd met Roelof van Echten (J.W.Schaap,’De heren van Ruinen’,NL 1981).
Beroep:
landbouwer en handelaar. (Otto van Norch verkocht en leverde in Kampen agrarische produkten van hemzelf en van andere lagere adelen en ook als commisinair voor de hogere adel. Hij reisde dus veel van Norg naar Kampen, waarschijnlijk via Ruinen en heeft daar zijn vrouw gevonden.)
Hij trouwde, ongeveer 26 jaar oud, omstreeks 1306 [bron: internet familyhistories.org] met de ongeveer 16-jarige
5 Ida van Ruinen, geboren omstreeks 1290 in Ruinen. Ida is overleden na 1325, minstens 35 jaar oud.
Notitie bij Ida: Na 7 generaties Heren van Ruinen trouwt de dochter van Johan II van Ruinen (1260-1304), genaamd Ida van Ruinen, met Johan van Norch en drie generaties later komt de koppeling met het geslacht van de Vos van Steenwijk, door Elisabeth de Vos van Steenwijk (1387-1418) en daarmee met het geslacht Sloet.
(Uit: http://vandenberg.se/vandenberg/voorouders.htm)
(Johan is waarschijnlijk een tikfout, moet zijn Otto)
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Wycher van Norch, geboren omstreeks 1308 in Norg.
Notitie bij de geboorte van Wycher: Ook 1304 vermeld als geboortedatum.
Notitie bij Wycher: Vermeld in een oorkonde van het jaar 1334.
Had mogelijk een nakomeling Wicher, welke omstreeks 1450 in Zuidvelde, Asserstraat 91, een erf bezat en bewoonde.
II. Johan van Ruinen van Norch, geboren omstreeks 1310 in Norg (zie 2).
III. NN van Norch, geboren omstreeks 1310.
Notitie bij NN: 28-12-1324 betalen Otto van Norgh en zijn borgen een deel van de bruidschat voor zijn dochter aan Rodolfus van Echten. (zie ook: drs.O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973).
NN trouwde, ongeveer 14 jaar oud, in 1324 met Rudolf (Roelof) van Echten, ongeveer 16 jaar oud. Rudolf is geboren omstreeks 1308, zoon van -Volkert van Echten en NN van NN. Rudolf is overleden op 27-09-1389, ongeveer 81 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Uit archief Drenthe.
Toen Volker van Echten in 1350 de roggepacht schonk aan de abdij te Dikninge, geschiedde dat met goedvinden van zijn zoon Roelof. In 1363 wordt overgegaan tot de scheiding van de door Volker van Echten nagelaten goederen en krijgt Roelof van Echten zo goed als alle goederen in de marke Echten en in het kerspel Zuidwolde. Een jaar later gaat hij een ruiling aan met Jonge Johan Sloet en diens vrouw en als de laatsten in 1365 een rente aan de abdij te Dikninge verkopen, treedt Roelof als medezegelaar op.
Op 21 juni 1367 lost Roelof van Echten een gedeelte van de schuld af die hij heeft bij Hessel Mulert. Wanneer zijn broer Hendric van Echten in 1370 tienden verkoopt aan Godeken ten Sconenvelde, is Roelof daarbij aanwezig. In 1381 vinden wij Roelof van Echten voor het laatst vermeld en wel als koper van een stuk land in de marke van Pesse.(Moet zijn Peize)
Komt voor in een oorkonde van 1381 waarin hij grond koopt, geheten de Blicmaat, hetwelk aan de westzijde grenst aan Roden, en gelegen is in de marke van Peize.
IV. Roelof van Norch, geboren in 04-1315.
Notitie bij Roelof: Vermeld in een oorkonde van 1323 als broer van Johan.
V. Herman van Norch, geboren omstreeks 1318 in Norg.
Notitie bij de geboorte van Herman: Ook 1310 vermeld als geboortedatum.(WWW.zwiebelfam.nl/gendata/roland/11290758.htm)
Notitie bij Herman: Vermeld in het jaar 1334 samen met zijn broer Johan.
VI. NN van Norch, geboren omstreeks 1321 in Eelde. NN trouwde, ongeveer 18 jaar oud, omstreeks 1339 met Hendrik van Selwerd, ongeveer 19 jaar oud. Hendrik is geboren omstreeks 1320, zoon van Ludolf van Sepperothe van Groningen. Hendrik is overleden na 1352, minstens 32 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Vermeld in een oorkonde van 1352 waarin hij éénderde van de heerlijkheid Groningen en Selwerd behoudt.
6 Herdradus van den Ghore van Steenwijck, geboren omstreeks 1245.
Notitie bij Herdradus: Zie Middelnederlandse Geografie op www.rodinbook.nl
De naam Herdradus of Herdrad is nauw verbonden aan het klooster Bloemkamp, gesticht in 1191 vanuit het klooster Klaarkamp. De monniken Tethardus, Herdradus en Sybold staan vermeld als de stichters.De eerste twee namen komen we tot nu toe in oorkonden verder niet tegen. Mogelijk is Herdradus hetzelfde als Gerhardus.
Kinderen van Herdradus uit onbekende relatie:
I. Coenraed van de Ghore van Kuinre, geboren omstreeks 1300. Coenraed is overleden na 1354, minstens 54 jaar oud.
Notitie bij Coenraed: Coenraad bezat vele goederen in en om Steenwijk., zoals de Coenraedshof en de Coenraedsmate. Hij noemde zich naar het aan Steenwijk grenzende goed "De Goere". Een oorkonde van 22 maart 1260 vermeld dat bisschop Henrick van Vianden de "Gore" schonk aan meester Arnold, hoofdpriester van de kerk te Steenwijk, om er een huis te bouwen. Hij is het waarschijnlijk die later de deken van Oldenzaal wordt. De Gore zal als een landgoed zijn ontwikkeld en als leengoed terecht gekomen bij Coenraed, een nazaat van de heren van Kuinre, Orch en Emelweert.
Het leven van Coenraad stond in het teken van oorlog en partijtwisten. Steenwijk raakte in handen van de Friezen en in Drenthe kalfde de invloed van de bisschop af, waardoor degenen die hem steunden het land moesten verlaten, terwijl hun goederen verbeurd werden verklaard.
Een oorkonde van 07-09-1324 vermeld de namen van Drentse edelen die bisschop Jan van Diest steunden tegen de Drenten. Het waren Henric van Norch, ridder, diens zonen Arend, Henric en Roelof, Roelof van Langelo, Menso van Echten, Gerrit Clencke en diens broer Jan, Otto van Norch, Volcker (van Dwingelo), de zoon van vrouw Ermgard, en diens broer Rutger, Coenraad van den Ghoere (van Steenwijk) en diens broer Jan en Echbrecht van Echten, knapen. Zij zouden de bisschop van Utrecht en het Sticht van Utrecht trouw dienen en bijstaan. Zij zouden de oorlogsbuit met de bisschop delen en nooit een overeenkomst met de Drenthen aangaan buiten de bisschop om. De bisschop beloofde op zijn beurt hetzelfde met twee aanvullende getuigen, Henric van Eelde en Herman Polman. Vele jaren moesten de ondertekenaars buiten Drenthe blijven. Ze werden "die lieden van Norch" genoemd. Zij stonden aan de zijde van de bisschop en Reinald van Coevorden was duidelijk hun tegenpartij.
Op 10-10-1340 verklaren Bertold Knas van Eelde, Bertold van Ansen, Otto Haertinghe van Haren, Otto Dusewolt van Dilgt, Alf Mensinge en Coenraed van den Ghoere dat zij 1000 mark vredegeld van de stad Groningen hebben ontvangen vanwege de Friezen die hun vriend upper Borch hadden "doodgeslaghen".
Coenraad van STEENWIJK (van Ghore),
07-09-1324 belooft hij met zijn broer Jan en andere Drentse edelen, bisschop Jan van Diest (1322-1340) bij te staan in de strijd tegen de Drenten wegens het geweld door hen aan het land van Drente aangedaan.
24-11-1325 is hij getuige als de bisschop van Utrecht het over de Drenten geveld vonnis laat aflezen.
25-03-1334 verkoopt Otto van Norch de tienden te Hooghalen, hij verzoekt zijn ’maghen’ Coenraad van den Goer en Herman Polleman mede te zegelen.
10-10-1340 verklaart hij met Bertold van Eelde en Bertold van Ansen van de stad Groningen het vredegeld te hebben ontvangen vanwege doodslag.
Kinderen:
1. Wibbe (van Ghore)
2. Roelof. Gegoed te Norch. 1375 ambtman van Drente. Gehuwd met Lamme Arentsdr. van Norch.
3. Jan VOS van de GOER. Noemt zich later de Vos van Steenwijk. Gehuwd 02-04-1354 met Hadewich van Ansen, Bertoldsdr.
4. Egbert van den GHORE (van Steenwijk). Pastoor te Westerhesselen (Havelte) en kanunnik te Steenwijk (1360-1386).
5. Agnes de GORE. Canonica van het Stift Vreden.
(J. de Groot, ’Het geslacht de Vos van Steenwijk’, NL 1937; J.W.Schaap,’De heren van Ruinen’,NL 1981 en mr. A.N. baron de Vos van Steenwijk ’Het geslacht de Vos van Steenwijk’, NL 1959).
(Uit: http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html)

Coenraad van den Goer.
Coenraad, zich noemende ,,in den Ghore” naar het gelijknamige goed bij Steenwijk en voorkomende in de akten met de namen. in den Ghore, van den Ghore, Utengore, de Gore, en van den Goer. Hij wordt vermeld van 1318 -1340 en is vermoedelijk nog in leven in 1354. Althans wordt dan zijn zoon Johan Vos van den Goer, later zich noemend Vos van Steenwijck, domicellus genoemd. Zijn zegel is gedeeld. De heraldische rechterhelft vertoont een palen-wapen met schildhoofd, de heraldische linkerhelft vertoont het huidige wapen van het geslacht de Vos van Steenwijck, een wapen waarmee reeds eerder de van Norch’s zegelen, als eerst bekenden, ridder Hendrik van Norch 1302-24 en Otto van Norch 1316-35. Volgens de regelen van de heraldiek is in het algemeen de heraldische rechterhelft het vaderswapen, de heraldische linkerhelft het moederswapen. De moeder van deze Coenraad zou dus een Norch geweest zijn, waarmede tevens de verwantschap tussen Coenraad en Otto van Norch verklaard is 17). Daar waar de kinderen van Coenraad de naam van den Goer laten varen en de naam van Steenwijck aannemen, ligt het om deze en andere redenen voor de hand in het vaderswapen het wapen der 13de eeuwse Steenwijck’s te zien. De geslachtsnaam van den Goer komt in de 13de eeuw niet voor, echter wel een goed van die naam gelegen bij Steenwijk. Ook thans nog ligt er een gehucht Goor onder Steenwijkerwold. Op 22 maart 1260 schenkt bisschop Hendrik van Vianden aan meester Arnoldus, hoofdpriester der kerk te Steenwijk, het land genaamd Gore om daarop een huis met toebehoren te bouwen 18). Niet onmogelijk acht ik het, dat deze Arnoldus ( = Arent) tot het geslacht der Steenwijck’s behoorde en dezelfde is als de magister Arnoldus de Steenwijck, die deel uitmaakte van het kapittel van de St. Plechelmikerk te Oldenzaal 19).

In de Kamper Schepen Akten komen we Coenraad niet minder dan 11 maal tegen in de periode 1318-1327, altijd in gezelschap uan Norch’s en Clenke’s.
In 1324 beloven hij, zijn broer Jan, vele Norchen en andere Drentse edelen, bisschop Jan van Diest bij te staan in de striid tegen de Drenten ..wegens het geweld hun door het land van Drenthe aangedaan 20).
In 1325 is hij getuige als de bisschop van Utrecht het over, de Drenten gevelde vonnis laat aflezen 21).
Dat de strijd hiermee niet geëindigd was blijkt o.m. uit een akte van 10 oktober 1340 waarin hij met Bertold Knas van Eelde, Bertold van Ansen e.a. verklaart van de stad Groningen het vredegeld te hebben ontvangen wegens een doodslag 22).
Als Otto van Noch 25 maart 1334 zijn tienden verkoopt aan de abt van Ruinen en Dikninge verzoekt deze zijn ,,maghen” (verwanten) Herman Polleman en Coenrade van den Goer mede te zegelen 23).
Dat we in Coenraad van den Goer de vader moeten zien van de broers Johan Vos van den Gore alias Vos van Steenwijk, Roelof van Steenwijck en Egbert van de Ghore alias van Steenwijck, priester, acht ik bewezen op grond van de volgends gegevens:
a. zowel Johan als Roelof noemen een zoon Coenraad, naar het gebruik van die tijd de oudste zoon de voornaam van vaders vader te geven. Van Coenrand Johanszoon is het bekend, dat hij inderdaad de oudste zoon was. De voornaam Coenraad kwam in geen andere Drentse en Overijsselse adellijke geslachten van die tijd voor;
b. de overgang van de naam Goer in Steenwijck bij althans twee broeders ;
c. het vererven van Batinghe, dat in leen werd gehouden door Jan Pipe, Coenraad’s broer, aan zoon Johan;
d. een mededeling van Picardt 24), dat een Coenraed de Vos van Steenwijck in 1315 Batinghe zou hebben gesticht;
e. een mededeling van van Rhemen 25), dat een Conraedt de Vos van Steenwijck in 1330 oorlog voerde tegen de Drenten en Friezen.
In ,De Ned. Leeuw” 1937 komt J. de Groot tot de conclusie, dat Coenraad van der Goer stamde uit het geslacht der graven van Goor. In ,,De Ned. Leeuw” december 1938 bestrijdt Jhr. Dr. Th. van Rheineek Leyssius deze conclusie terecht. Niets wijst op deze afstamming behalve een zekere overeenkomst tussen het palenwapen uit het zegel van Coenraad en het wapen van de gemeente Ameyde, oudtijds een bezit der graven van Goor.

07-09-1324 belooft hij met zijn broer Jan en andere Drentse edelen, bisschop Jan van Diest (1322-1340) bij te staan in de strijd tegen de Drenten wegens het geweld door hen aan het land van Drente aangedaan.
24-11-1325 is hij getuige als de bisschop van Utrecht het over de Drenten geveld vonnis laat aflezen.
25-03-1334 verkoopt Otto van Norch de tienden te Hooghalen, hij verzoekt zijn ’maghen’ Coenraad van den Goer en Herman Polleman mede te zegelen.
10-10-1340 verklaart hij met Bertold van Eelde en Bertold van Ansen van de stad Groningen het vredegeld te hebben ontvangen vanwege doodslag.

17) O.B.G.D. no. 336.
18) O.B.U. 111 no. 1518.
19) Geerdink, Calendarium en Necrologium van de St. Plechelmikerk te Oldenzaal.
20) O.B.G.D. no. 282 en 253.
21) O.B.G.D. no. 293.
22) O.B.%.D. n o . 3 6 2 .
23) O.B.G.D. no. 336.
24) J. Picardt. Chronyk der Lantschap Drent11 p. 208
(Uit: http://www.zwiebelfam.nl/gendata/roland/i182898.htm )
Coenraed trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1330 met NN van Ansen, ongeveer 30 jaar oud. Het kerkelijk huwelijk vond plaats in Peize. NN is geboren omstreeks 1300, dochter van NN (Cyse??) van Ansen.
II. Elisabeth van Steenwijck, geboren omstreeks 1311 (zie 3).

Generatie 4 (overgrootouders)

8 Hendrik van Kuinre van Norch, geboren omstreeks 1230. Hendrik is overleden omstreeks 1290, ongeveer 60 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Deze Hendrik van Norch is opgevoerd op grond van de oorkonde van omstreeks 1335 waarin de inkomsten van het kapittel te Utrecht zijn vermeld van de goederen van Hendrik (Heyne) van Norch en die als volgt zijn verdeeld (volgen de namen van de erven/opvolgers die dan nog in leven zijn en de leengoederen bezitten). De zoons van Heyne worden vermeld; Hille, de dochter van Gerard; Rudolf van Peize, de man van dochter NN; Folkert van Dwingelo, de man van Ermgard; Johan Pipe, de man van Johanna; en Otto van Norch.Wycher, Heyne, Berta en Gerard zijn dan al overleden.
Van de vermelde kinderen staan enkele onderlinge relaties vast op grond van vermeldingen in oorkonden, zoals Wycher, Gerard en Otto en dochter NN g/m Rudolf van Peize. De broer/zuster verwantschap tussen Ermgard, Heyne, Berta en Otto is afgeleid van de oorkonde van 1316.
Mogelijk vermeld in oorkonden van 1263 en 1265; (Uit de Vos van Steenwijk, graven en heren van Kuinre)
"In een oorkonde van 11 september 1263 is hij getuige, als de Utrechtse bisschop, Hendrik van Vianden, een voorziening treft t.a.v. goederen van het klooster te Ruinen. Na vier geestelijken getuigen Hendrik van Almelo, Herman van Voerst, Hendrik van Overberch, Hendrik van Essen, Egbert van Groningen, Mewekinus van Ruinen, Hendrik van Kuinre, Elyas van Rininge, Volkier van Echten en Hendrik Scultinc van Eelde, ridders (Driessen, Monumenta Groningana deel I p. 40; O.B.G.D. I no. 134; O.B.U. III no. 1594 en O.B.O. II no. 278).
Op 21 april 1265 staat bisschop Hendrik aan Zwolle toe een jaarmarkt te houden op Sint Bonifacius. Onder de getuigen komen we tegen Gijsbert van Amstel, Filip van Rininge, Gijsbert van Goye, de maarschalk, Willem van Rijswijk, Hendrik van Almelo, Herman van Voerst, Gijsbert van Buchorst, Hendrik van Overberg, Hendrik van Hervethe, Pelgrim van Putten, Hendrik van Kuinre, Egbert prefect van Groningen, Gerard Clenke, Hacko kastelein van Coevorden en Mewekinus van Ruinen, „milites et ministeriales nostros” (O.B.U. III no. 1657 en O.B.O. II no. 290).
Kinderen van Hendrik uit onbekende relatie:
I. Ermgard? van Norch, geboren omstreeks 1263. Ermgard is overleden na 1324, minstens 61 jaar oud.
Notitie bij Ermgard: Vermeld in 1324
Ermgard trouwde met Folkert van Dwingelo.
II. Henric (Heyne) van Norch, Heer van Kuinre van Orch en Emelweert, geboren omstreeks 1265. Henric is overleden in 1331, ongeveer 66 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Henric: Overleden vòòr 24 juli 1331.
Notitie bij Henric: Hij moet omstreeks 1290 zijn oom Volrad zijn opgevolgd als heer van Kuinre. Zijn vader moet dan ook al overleden zijn. Na de dood van Hendrik (Heyne) in 1331 komt Kuinre weer in bezit van Volrads zoon Johan. Waarom deze Johan omstreeks 1290 zijn vader niet direct is opgevolgd is niet duidelijk. Misschien te jong of ziekelijk?

Een Hendrik van Kuinre wordt vermeld in 1294 in een overeenkomst tussen ridders en andere ministerialen ter handhaving van hun rechten. Onder deze edelen treffen wij aan: Egbert heer van Almelo en Boudewijn genaamd Hako, ridders, Steven van Rutenberg, Hendrik van Kuinre, Gijsbert van Buchorst, Adolf van Groningen, Johan van Ruinen, Johan en Arnold Radinc, zonen van Frederik, knapen (O.B.U. V no. 2622).

Op de dinsdag na Pinksteren 1297 sticht de bisschop van Utrecht vrede tussen de gebroeders van Voerst, Sweder en Herman met hunne vrienden en de heren van Almelo, Rutenberg, Isselmuden, Groningen, Kuinre, Buchorst, Ruinen en de burgers van Deventer, Kampen en Zwolle. Herman en Sweder worden veroordeeld; zij mogen geen schout van Salland meer zijn.

Vermeld in 1297, wanneer Egbert (waarschijnlijk Engelbertus bedoeld) van Almelo een verdeling maakt tussen zijn kinderen uit zijn eerste en zijn tweede huwelijk. Zoon Rudolf van Engelbertus was getrouwd met een zuster van Heyne.

In een oorkonde van 20 oktober 1302, waarin de markgenoten van Witten grond overdragen aan het Cistencienser klooster van Assen, komen we de naam van Hinricus van Norch tegen, samen met o.a. Saspold en Rudolf van Loon, Bertold en Lambert van Elderslo, Boele Woltinge, zoon van Gerard van Leggelo, Jacob Hoving, Johan Oldebennink, Jacob Kluivingh, alsmede markgenoten van Witten. Als getuigen Wicher van Steenwijk, kanunnik (broer van Hendrik van Norch), priester Frederik, Heiko van Zuidlaren, Broylandus (?), Egbert zoon van ? van Anreep, Folkert van Peize, Jacob van Gasselte en Rudolf Nijsingh van Erm.

In een stuk van 8 augustus 1304 (O.B.G.D. I no. 224) wordt genoemd een Henricus, ridder, de Kunresile, die als scheidsrechter optreedt in een geschil tussen de abdij te Ruinen en het St. Maria Convent in Bordengo (Oldeboorn?).
Getuigen hierbij zijn: Laurencius domicellus in Rune, en Henricus de Ancen. De naam Kunresile" komt nog eenmaal in de oorkonden voor en wel in die van 1 november 1277, hierna vermeld bij Volrad van Kuinre. Men krijgt niet de indruk, dat hier van een afzonderlijk geslacht sprake is en is daarom geneigd in deze ridder Hendrik van Kunresile dezelfde te zien als de famulus Hendrik van Kuinre van 1294 en 1297. Kunresyl als plaatsnaam komt men nergens tegen, behalve in een falsum van 1243 (O.B.U. II no. 992, O.B.O. I no. 188).
Hendrik moet vóór 1 aug. 1318 zijn overleden, daar zijn neef Johan zich dan „domicellus de Kunre” noemt en als zodanig ook munt. (Volgens de Vos van Steenwijk)

In een oorkonde van 4 mei 1315, verklaart Reinold van Coevorden dat het geschil tussen hem en het klooster van Assen is beslecht en hij enkele verplichtingen op zich neemt. Als scheidsrechters waren aanwezig Hendrik van Norch, ridder, Godfried van Borculo, onze broer en oom (van Reinold en kinderen), Frederik van Rolde, rector van de kerk, en Wicher van Vries (broer van Hendrik van Norch), deken van Drenthe.

In de oorkonde van 25 november 1316 verklaren Berta, weduwe van Rudolf van Ansen, en haar twee minderjarige zonen, een hoeve te Zuidwolde te hebben verkocht aan Rudolf van Echten. Heer Heino (Hendrik) ridder en Otto van Norch met Volkert van Dwingelo doen toezeggingen. Het stuk wordt gezegeld door Hendrik en Otto van Norch.

In de oorkonde van 12 mei 1321 gelast paus Johannes een onderzoek door de abt van het klooster Klaarkamp naar het onrechtmatig handelen van Johan graaf van Bentheim en anderen ten opzichte van het klooster van Assen. Johan en de zijnen hadden dit klooster beroofd. Als tweede na Johan wordt genoemd ridder Hendrik van Norg, daarna de schildknapen Herman van Lage, Adolf van Brantelghete, Gerard van Daarle, Herman van Tilligte, Adolf van Twickel en Herman genaamd Koc.

Genoemd in een oorkonde van 07-09-1324 (ogd0283) waarin de namen worden genoemd van Drentse edelen die bisschop Jan van Diest zouden steunen tegen de Drenten. Het waren ridder Henric van Norch, diens zonen Arend, Henric en Roelof, Roelof van Langelo, Menso van Echten, Gerrit Clencke, zijn broer Jan Clencke, Otto van Norch, de zoons van vrouwe Ermgard (van Dwingelo) Volker en Rutger, Coenraad van de Ghoere, zijn broer Jan van den Ghoere en Echbrecht van Echten, de laatsten allen knapen. Zij zouden de bisschop van Utrecht en het Sticht van Utrecht trouw dienen en bijstaan. Zij zouden de oorlogsbuit met de bisschop delen en nooit een overeenkomst aangaan met de Drenthen buiten de bisschop om. De bisschop beloofde op zijn beurt hetzelfde met twee aanvullende getuigen, Henric van Eelde en Hendrik Polman. Vele jaren moesten de ondertekenaars buiten Drenthe blijven. Ze werden de "Lieden van Norch"genoemd. Zij stonden aan de zijde van de bisschop met als tegenpartij Reynold van Coevorden. Deze lieden van Norch, zo genoemd omdat de van Norchs de kennelijke aanvoerders waren, verbleven in Kampen.

Omstreeks 1325. ndva 1980 artikel Keverlingh Buisman.
Henric van Norch c.s. beklagen zich bij de bisschop over het geweld, hun door de Hopsinghen aangedaan en doen opgave van hun schade.
Naar een 15e eeuws afschrift in het archief van de bisschoppen, inv. no. 207 (no. 31) (R.A. Utrecht). In aangepaste vorm is dit stuk tevens te vinden bij O.D.J. Roermeling, Enkele adelijke geslachten in Drenthe in de middeleeuwen, in de ’Nederlandsche Leeuw’, jrg. 90 (1973), k. 197 en bij A. N. de Vos van Steenwijk, Het geslacht de Vos van Steenwijk (Assen/Amsterdam 1976), p. 151. Regest bij Berkelbach, no. 1287.
Here van Utrecht. Wi, Henric van Orcha, ridder, ons kinder, Ot van Orcha ende anders ons vriende ende ons hulpers van Orcha tonen U ende claghen U alsulc ghebrec ende ghewolt als ons ghedaen hebben de Hopsinghe, ons wedersaken ende hure hulpers. In den iersten toene wi U dat een knape van den Hoepsinghe heet Knobbe, die hadde ghewond enen knape, Alardssoene van Steenberghe, die maech was Ketelhots van Orcha ende Alards Wacker ende siin broder, die ons van Orcha was al vreemde. Doe sande Ketelhoet ons van Orcha driewerf boden; doe quame wi te heme, doe wi tot heme quemen, doe waest ons leet, doe vel wi in de scure, doe quam Steven van Breeclab ende warp Henric, heren Heynen soen, mit enen murstene int hoeft, dat hi langhe lach voer doet. Doe vochten si van den hove ende wi weder opten hoef, doe waert Alard ghewondc, dat dede heme Wacker ende Ketelhods soene, die deden hem den doet, dies Wacker lijdt tallen tyde. Doe dit ghesciet was, doe secden si een onrecht landrecht te doenre rnit onrechten orde1 ende mit onrechten lantrechte, dat te rechte gheweest soud hebben toe Noerche, doe miin here van Orcha, siin kinder ende siin vrienden dat vernamen, doed bod ic, Henric van Horcha ende min kinder ende miin vrient ende driehondert man rnit ons Alards dode te wesen an den Heylighen onsculdich; doe ons dat niet helpen rnochte, bode wi over Alards dode hondert marc brunre Engels, des wi toe ende an Herman van Elde, den scouten, ende an Herman Polman, die doe ter tiid seker lude waren ende anders besceden luden, die in den lande saten, die dat witlic condech is; aldat en rnochte ons niet helpen, wine moesten houwen laten een wendmolen ende vier de beste huse, die wi hadde. Dese bodscap bracht ons her Vrederic van Rolle ende her Rolof van Ghete ende wouden sie dese versaken, so woude wi se betughen mit guden luden, daer si des ghelijd hadden dat also weerf als wi hiir segghent. Hiirboven hebben si ons ghehouwen: Henric voers. van Orcha ende ons kinder ende an onse goede ghescadet tot drie hondert marken toe brunre Enghels. Item Rolof van Langhelo an sinen gude te hondert marken. Item Johan van Orcha an sinen gude te XX marken toe. Item Rolof, sinen broder, XX marc brunre Enghels. Item Conrade van den Ghore ende sinen broder XL marc. Item Ot van Orcha ende siin broder XL marc. Item Clencken van Kovoerde ende siin broder te hondert marken toe. Item Johan van Echte ende Mensen ende Ecbrechten ghebrand ende ghescadet te tueen hondert marken toe.
Item Volkier ende siin broder te XL marken. Item Godekin van Echte X marc. Item Johan Kalf XX marc. De summe van den scade van deser van Orcha lopet op neghen hondert marc X, mer behalven menghe groet scade ende utecost, die wi ende ons hulpers buten hebben verdaen ende gheleden. Ende here, want ghi desen tuist anghesien hebt ende se ghearbeidet desen tuist ten besten te brenghen ende tusschen ons ende ons wedersaken ene vrede ende enen soen ghedeghedenckt ende ghi daer dat seghen in de hand hebt, so hebben si binnen desen vrede ende soene Alard Wacker, onsen hulper vrient ende onsen hoeftman gheslaghen, als wi datter wareyt willen brenghen, dat siid boven vrede ende boven zoen ghedaen hebben ende here, want si ons ghehouwen ende ghebracen hebben over landrecht, so is elc hus over C marc te broeke ende al dat wi ghedaen hebben dat wanboet na rechte olden landrechtg.
Hierna volgt nog, vermoedelijk zonder verband met het voorgaande tekstgedeelte:
Item Wessel van Onsslo, Steven knecht van Brekel, Johans knecht Clencken ontreet hi enen henxt, daerna lieten sien lopen ende hebben de henxt verder net bynnen syns heren vrede.
Voor de datering zie ook de resultaten van het onderzoek van zowel 0. D. J. Roemeling als A. N. de Vos van Steenwijk.
In 1327 op 22 september verkopen Jan Clencke en zijn zoon Gerard een pacht aan het convent van Dikninge en zeggen dat zij die zullen overdragen zodra zij weer veilig in Drenthe kunnen komen. En anders zullen zij te Vollenhove tekenen, samen met Otto van Norch en Coenraad van Goer.(van de Gore van Steenwijk)
In die tijd was de macht van de bisschop zeer beperkt geworden. Alleen het Nedersticht, Diepenheim en Kampen waren nog onder zijn macht.
In een lijst van inkomsten van de bisschop Utrecht van omstreeks 1335 staan de goederen van Hendrik van Norch vermeld, met een verdeling van de betaling over de rechthebbenden in 1335. Hendrik is dan kennelijk overleden. Als eerste worden genoemd Arnold zijn zoon en opvolger en als tweede zijn zoon Rudolf. Dan volgt Hille de dochter van Gerard, zijn al overleden broer. Daarna Rudolf Butruant, Folkert van Dwingelo en Johan Pipe. Deze zijn waarschijnlijk getrouwd met zusters van Hendrik, dus zijn zwagers van Hendrik. Daarna volgt Otto van Norch, die ook voor het geheel van de goederen wordt aangeslagen, zal dus een broer zijn van Hendrik.
Henric trouwde met NN van NN.
III. Wycher van Steenwijk van Norch, geboren omstreeks 1270. Wycher is overleden vóór 1335, ten hoogste 65 jaar oud.
Notitie bij Wycher: Ogd0194 de dato 9 maart 1295. Johannes, bisschop van Utrecht, richt het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk op en benoemt tot eerste deken de priester Wigherus van Steenwijck.

Vermeld 20 oktober 1302 in oorkonde samen met Hinricus van Norch zoon van ??
25-03-1334 verkopen Otto, Ida zijn vrouw en hun kinderen Wycher, Johan en Herman, met zijn broer Wycher, kanunnik van Steenwijk, de tienden van Hooghalen, geërfd van hun ouders, aan de abdij van Dikninge. Hij verzocht zijn ’maghen’ Coenraad van de Goer en Herman Polleman mede te zegelen (Arch.Dikninge, Benedictijnerabdij, inv. nr. I, reg 43). 24-11-1335 Drents dienstman van bisschop Jan van Diest (1322-1340) (drs. O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973).
1309 Wycher van Norch, Drents edelman vermeld als pastoor te Vries, kanunnik van Steenwijk en Deken van Drenthe.
ogd0232 de dato 11 juni 1310. De ingezetenen van Havelte en Uffelte verbinden zich tot de betaling aan de door hen wegens de afscheiding hunner kerk aan de deken en het kapittel der kerk te Steenwijk verschuldigde opbrengsten. Vermeld Philip, dekaan te Steenwijk en Wicher, rector te Vries, vallend onder de moederkerk van Steenwijk, enz.
ogd0236 de dato 5 juli 1311. Enige Drentse en Groningse geestelijken verklaren de banvonnissen van de bisschop van Utrecht, gericht tegen de Friezen in Stellingwerf en Schoterwerf, in hunne kerken te hebben afgekondigd. Vermeld Wicher, dekaan van Drenthe, Frederik, decaan in Rolde en Johannes dekaan in Groningen.
ogd0267 van 9 september 1320 vermeld Wicher rector in Vries. Frederik van Rolde, deken van Drenthe.
Vermeld in een oorkonde van het jaar 1334.
IV. Gerard van Norch, geboren omstreeks 1270. Gerard is overleden vóór 1335, ten hoogste 65 jaar oud.
Notitie bij Gerard: Ook vermeld als Gerard van Kuinre, geb omstreeks 1267 (our family histories)
In 1288 vermeld met zijn broer Otto. (J de Groot; Het geslacht de Vos van Steenwijk)
V. Johanna van Norch, geboren omstreeks 1272. Johanna is overleden vóór 1335, ten hoogste 63 jaar oud. Johanna trouwde, ongeveer 18 jaar oud, omstreeks 1290 met Johan Pipe Heer van Kuinre van Orch en Emelweert, ongeveer 20 jaar oud. Johan is geboren omstreeks 1270, zoon van Wolter (Volrad) van Kuinre (zie 16,II) en Luthgard van NN. Johan is overleden vóór 06-05-1337, ten hoogste 67 jaar oud.
Notitie bij Johan: Johan is (zeer waarschijnlijk) dezelfde persoon als Johan Pipe, vermeld in een oorkonde van 1327, goederenlijst van de bisschop van Utrecht, bij de verdeling van de opbrengsten van de Norgse leengoederen als gevolg van het overlijden van Hendrik van Norch, broer van Johanna.
In een oorkonde van 19 mei 1315 doen Herman van Voorst en Johan, zoon van Volrad, samen met anderen, uitspraak in een geschil tussen Johan van der Ese en Herman van Kuinre.
Oorkonde van 24 juli 1331. Wy, Willem, Grave enz.maken cond enz. dat wij Heren Janne van Kuynre, Ridder, verleen al zulc goed, alse Heynric (Heyne) van Kuynre, zijn neve, van ons te lene hield, dats te wetenen, al dat gheregt van Kuynre.
Item dat gheregte van Emlairden half; voerst dat overste recht tote Orc; item al ’t gheregte van Orc, drie weken voir Zente Michiels daghe, ende drie weken dairna; voirt in ’t dorp tot Espel, die zeevond, ende ’t verval van vechtelrie, ende van rove; item ’t gheregte te Vene; item ’t gheregte te Monike Kuynre, dat in Stellinghewerve ghelegen is, ende XVII hoeven lands in denzelve gheregte; item dat erve toit Oisterzee, dat men hiet Penningenhure; item die grute te Kuynre; item die berch, die leghet ten ? van den dorpe te Kuynre, ende hiet die Aldeberch. Van wilken goede voirszeit wij Heren Janne voirszeit zulke gratie ghedaen hebben, dat na ziene doid comen zal op Harmen ende Janne, zienen kinderen, ghezamenderhand, in manieren dat Harman van ons ontfaen (ontvangen) zal, ende hij zalre Jan uyt verzien bij vrienden, dat alse weseliken is, ende dat zal Jan van Harman houden. Ende al dat goid voirszeit zullen zij van ons houden ten rechten liene. In oorkonde enz. Ghegeven in den Haghe, des Woensdaghes za Zenten Margrieten dach, in ’t jaer ons Heren MCCCXXXI. (Perkament Register van de Charterkamer van Holland)
Vermeld als getuige in een oorkonde van 26 maart 1336 waarin Paaslo van de bisschop vergunning krijgt om een kerk te bouwen.
Blijkt uit een schriftelijk stuk van 6 mei 1337, waarin de "bestierders"van de landen van het klooster Hemelum en die van Kuinre en Veenhuizen de graaf van Holland om bescherming verzoeken tegen de graaf van Gelre, niet meer in leven te zijn en dat zijn zoon niet in staat is de macht in het graafschap Kuinre ter hand te nemen. Zoon Herman moet dan overleden zijn en zoon Johan (tijdelijk) verdreven?
Waarom Johan Pipe omstreeks 1295 zijn vader niet direct is opgevolgd is niet duidelijk. Johan trouwde omstreeks 1290 met zijn nicht Johanna, een zuster van neef Heyne. Misschien problemen omtrent het huwelijk?
Zijn neef Hendrik (Heyne), zoon van zijn vaders broer Hendrik, werd toen, in 1290, Heer van Kuinre. Deze neef Hendrik hield zich, evenals zijn broer Otto, voornamelijk bezig met de Norgse goederen. Bij diens dood in 1331 is Kuinre teruggegaan naar de nazaten van Volrad (Wouter) in casu Janne (Johan) van Kuinre.
VI. Berta van Norch, geboren omstreeks 1273.
Notitie bij de geboorte van Berta: geboortedatum van internet stamboom Hulst
Berta is overleden vóór 1335, ten hoogste 62 jaar oud.
Notitie bij Berta: Bertha van Norch verkocht in 1316 samen met haar zonen Bertold en Cyse een hoeve te Norg aan Rudolf van Echten. Oorkonde (ogd0252) opgemaakt 25 november 1316 in de Margarethakerk in Norg en gezegeld door Henric en Otto van Norch, de broers van Bertha.
"Omnibus presentia visuris seu audituris nos Berta, relicta Rodolfi, Bertoldus et Eizo, mei filii de Ancen, notum esse cupimus nos Rodolfo de Echten domum nostram in Drucht in Sudwold cum omnibus atti nentiis suis cultis et incultis et suis veris heredibus pro quinquaginta marcis sterlingorum vendidisse et posuisse ei fidejussores et suis
heredibus, quod Bertoldus et Eizo, cum ad debitam venerint etatem, [ven]dicionem sic legitime factam non revocent sed ratam habeant et gratam.
Fidejussores sunt dominus Heino miles [et] Otto de Norech, Volkerus de Dwenglo sub pena XXX marcarum sterlingorum antiquorum. Si autem Bertoldus [et] Eizo, cum habent annos discretionis, ordinata et facta in venditione revocare presumpserint, dicti f[ide]jussore[s C]ovordiam intrabunt et inde non recedent, nisi prius dicto Rodolfo de Echten et suis heredibus quinquaginta marcae sterlingorum cum pena XXX marcarum
integraliter persolvantur. In cujus rei testimonium sigilla domini Heinonis militis et Ottonis de Norech presentibus sunt appensa. Nos vero fidejussores sic notati in premissis recognoscimus nos Rodolfo sepedicto de Echten et suis heredibus sub fide militaria esse obligates et sub sigillis nostris presentem paginam communimus jure testimonii sic esse acta et ordinata, ut patet in premissis.
Datum in Norech anno Domini MCCC sexto decimo in die Katerine virginis et martyris."
Berta trouwde, ongeveer 22 jaar oud, omstreeks 1295 met Rudolf van Ansen van Coevorden, ongeveer 30 jaar oud. Rudolf is geboren omstreeks 1265, zoon van Bertold van Ansen van Coevorden en NN van NN. Rudolf is overleden vóór 1316, ten hoogste 51 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Elders gepubliceerd:
Rudolf van ANSEN, geboren ca 1265, overleden voor 1316, zoon van Bertolt van ANSEN.
Gehuwd met Berta van NORCH
ndva 1893; 8 september 1316. Berta, weduwe van Rudolf van Ansen, verkoopt met haar zonen Bertold en Eiso het huis in Drucht in Zuidwolde aan Roelof van Echten.
VII. NN van Norch, geboren omstreeks 1275. NN is overleden in 1334, ongeveer 59 jaar oud.
Notitie bij NN: De vrouw van Roelf van Pedze is een zuster zijn van Otto van Norch.
NN trouwde met Rudolf van Peize van Almelo. Rudolf is geboren omstreeks 1275, zoon van Eg(gel)bertus van Peize van Almelo en NN van NN. Rudolf is overleden na 1335, minstens 60 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Vermeld tussen 1308 en 1335.

ogd0245 de dato 23 oktober 1313. Rodolphus van Peize verklaart de helft zijner tienden te Benneveld aan de buren aldaar te hebben verkocht

ogd0279 de dato 4 juli 1323. Johannes van Almelo verklaart met zijn broeder Egbertus de hun toekomende nalatenschap te hebben gescheiden volgens de uitspraak van Johan, graaf van Bentheim, en anderen. Vermeld staat Rodolf van Peize.

ogd0296 de dato 25 januari 1326. Roelof van Peize, Egbert van Groenenberg en enige anderen verklaren borg te blijven voor een schuld van de bisschop van Utrecht aan de heer van Keppel.

Ogd0339 van 3 november 1334. Rudolf van Peize verkoopt met zijn 4 zoons hun goederen te Halen aan het convent van Assen, voor de helft en de andere helft aan zijn familie te Eelde. (Rodulphus, zoon van Eggelbertus, ridder van Peize, en zijn zoons Eggelbertus, Rodolphus, Bernardus en Hermannus. Eggelbertus de oudste broer is meerderjarig en is medezegelaar van de oorkonde. Getuigen Hermannus, genaamd Schulte (te Eelde).)

Komt voor in een oorkonde van 1335 waarin hij aan de abt van Dikninge vraagt om geen geld te geven aan Otto van Norch vanwege de overdracht van goederen te halen, omdat hij daar rechten op heeft en hij deze verkocht heeft aan het convent van Assen.
Vermoedelijk is in 1334 of iets eerder zijn vrouw, een zuster van Otto van Norch, overleden die (mede)aanspraak had op rechten in Halen.
VIII. Otto van Norch, geboren omstreeks 1280 in Norg (zie 4).
10 Johan (II) van Ruinen, geboren omstreeks 1260 in Ruinen. Johan is overleden vóór 1304, ten hoogste 44 jaar oud.
Notitie bij Johan: Andere bronnen: http://home.online.nl/corryhavermans/html/kwartierstaat_blad_2.html
Johan II van RUINEN, overleden vóór 1304,
04-07-1291 verkopen Johannes "domicellus" (jonkheer, nog geen ridder en bezitter van de heerlijkheid Ruinen) de Rune, met zijn vrouw Ermengarde en hun zoon Bartolomeus, 5 hoeven van Koekange aan de buren van Weerwille (Oork.boek Gr.en Dr.II suppl. nr. 1227); In de acte wordt ook als verkoper genoemd zijn broer Laurens en vrouw Elisabeth. Laurentius Godringa staat er geschreven, maar dit is dezelfde persoon als Laurens van Ruinen. die later het goed Godesinge of Geuzinge krijgt en dan wordt genoemd Laurens van Geuzinge.
21-03-1294, 04-06-1297 en 1299 wordt hij in oorkonden famulus (=knaap) genoemd (Oork.boek Utr. V nrs. 2622, 2820);
Oorkonde van 4 juni 1297, OGD 197; Ecbertus, Heer van Almelo, maakt een beschikking over de verdeling van zijn goederen over zijn voorkinderen en zijn vrouw. Getuigen: ridder Frederik Redinck, Johannes van Sulen, Johannes van Ruinen, Gosewijn van Gemen, Adolf van Groningen en Hendrik van Kuinre, dienstmannen.
04-06-1297 doet bisschop Willem van Mechelen (1296-1301) uitspraak in de geschillen tussen Egbert van Almelo, Haco van den Rutenberg, Wolter en Arend van Isselmuden, Adolf van Groningen, Hendrik van Kuinre, Gijsbert van Buchorst, Johan en Laurens van Ruinen (knapen) tegen Sweder van Voorst.
01-02-1299 drost van Salland (P.A.A.M. Wubbe ’Het archief van de abdij Ter Hunnepe’ inv. nr. 252).

Johan en Laurens van Ruinen worden tot 1300 knapen genoemd. (dus zijn dan nog geen 30 jaar oud. Moeten dan geboren zijn ca. 1270?)
Hij trouwde met
11 Ermengarde van NN, geboren omstreeks 1266.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [moeder:waarschijnlijk] NN van Ruinen, geboren omstreeks 1280. NN is overleden na 1325, minstens 45 jaar oud. NN trouwde met Hendrikus van Eelde. Hendrikus is geboren omstreeks 1280.
II. NN van Ruinen, geboren omstreeks 1285. NN is overleden na 1325, minstens 40 jaar oud. NN trouwde met Johannes Clencke. Johannes is geboren vóór 1290, zoon van Gerard(us) Clencke. Johannes is overleden na 1327, minstens 37 jaar oud.
Notitie bij Johannes: ogd0304 en 0305 en 306; februari/maart 1327: Schuldverklaring tijdens verblijf in Kampen. Vermeld zijn Gerhardus Clencke, Johannes Clencke, Otto van Norch, Coenraad van de Ghore, Boldewijn van Selwerd, Johannes Scerpinc, Alfred van de Schure, Walter van Genemuiden, Arnold te Westen, Herman van der Helle, Thise Gosinc, Gerard van Wenlo, Johannes zoon Helsede, Thidericus zoon Pelgrim (van Putten), Bertold van Ansen, Rudolf Clencke, broer van Johannes;
Request van 22 september 1327. Archief Dickninghe.
Johannes Klencko en zijn zoon Gherardus verkopen aan de abdij van Dickninghe een rente van 11 mudden winterrogge en 3 mudden haver uit het huis Lodinghe te Wijster; en beloven, terstond wanneer zij Drenthe in vrede kunnen binnenkomen, deze rente voor buren in de villa wijster aan de abdij over te dragen; op straffe van leisting te Vollenhove door hen, Otto van Norch en Coenraad van de Ghore. Met medebezegeling door de borgen. (Genoemde heren waren uit Drenthe verbannen vanwege hun hulp aan de bisschop en verbleven in Kampen)
III. Bartholomeus van Ruinen, geboren vóór 1290. Bartholomeus is overleden vóór 1325.
Notitie bij overlijden van Bartholomeus: jong overleden
IV. Ida van Ruinen, geboren omstreeks 1290 in Ruinen (zie 5).
V. Steven (Stephanus) van Zuidvelde van Ruinen, geboren omstreeks 1292. Steven is overleden na 1328, minstens 36 jaar oud.
Notitie bij Steven: In een oorkonde van 24 november1325, waarin de bisschop van Utrecht het over de Drenten gevelde vonnis laat voorlezen, komen in de tekst veel namen voor waaronder een Stephanus van Zuidvelde vermeld. Deze moet dezelfde persoon zijn als Stephanus van Ruinen. De in de tekst voorkomende namen zijn: Arend, zoon van Heer Heyne van Norch, Menso van Echten, Arend Volcker Egbertszn, Arend Lansinck van Ruinen, Jan Calf, Jan van Echten, Volker zijn broer, Roelof Polmans zoon. Dan nog: Gerardus Clencke, Otto van (N)Orch, H van Eelde, Bertold Knas (van Eelde), Egbert van Peize, Coenraad in de Gore (van Steenwijk), Gerard Mensinc, Juvenis Tiedse, Herman Polman, Egbert van Echten, Roelof van Angelslo, H van (N)Orch, Hendrik van Ansen, Ose zijn zoon, Ludekin Boelenszn zijn broer, Herman Dous (Deurse?), Frederik van Rolde, Stephanus van Zuidvelde, Bertold Hiddinck, Hugo van Deurse, Roelof Meijerinck, Otto Stroems (aan de stroom), Alf Drens, Coep Helmersinc.
Stephanus moet dan leenman zijn van Zuidvelde.
Bij brief van 8 december 1325 doet Steven afstand van een boterpacht, die door Arnold Lansinge wordt geschonken aan het convent van Dikninge. Otto van Norch en Johannes Clencke, zijn zwagers, gaan hiermee accoord, namens zijn zusters.
In 1328 was hij knape en getuige bij de beslechting van een twist tussen bisschop Johan en de Drenten over de precarien.

8 december 1325. Arnoldus Lansinghe zoon van Mewekinus, den broeder van wijlen Johannes van Ruinen, schenkt, met zijne moeder, -na de toekenning ener kloosterprebende door de abdij aan zijne beide zusters Agnesa en Lysa, - aan die abdij ene rente van 4 emmers boter uit: ene hoeve bij het huis van Coenradus van Meppel, halve hoeven van Rycolue Heynghe, Folpardus gezegd Mannes, Thethardus Folpardus’-zoon en Wieke Bebinghe en viertelen van Nanno gezegd Vrese en Syfriedus Deduen. Met verklaring van Stephanus domicellus, zoon van wijlen Johannus van Ruinen, dat hij zijne rechten op genoemde rente afstaat; -en van Henricus, schulte van Eelde, Otto van Norch en Johannes Clencke, zwagers van genoemde Stephanus, dat zij deze schenking goedkeuren en bekrachtigen, dat zij beloven dat Stephanus en Arnoldus de acte zullen bezegelen, zodra zij zelf zegels zullen bezitten, dat ook zonder die zegels deze acte van kracht zal zijn en dat hunne zegels aan de acte zijn bevestigd.

ogd0314 van 26 mei 1328; De overheden van Drenthe doen mededeling dat zij de uitspraak van scheidslieden in de geschillen tussen hen en de bisschop van Utrecht hebben bekrachtigd. Vermeld worden Steven van Ruinen, Godfried van Borculo, Reynald prefect in Coevorden, Bertold prefect in Groningen, Johannes van Bronchorst, Thomas van Diest, Johannes Redinck, Hendrik van Vianen, Johannes Geusinge, Alfred van de Schure;
Steven trouwde in Peize met NN van Peize. NN is geboren omstreeks 1300, dochter van Eg(gel)bertus van Peize van Almelo en NN van NN.
Notitie bij NN: Overgenomen van: http://www.pdejong.com/genealogie/parenteel/vanruinen/d1.htm
12 Hendrick Papinc van Steenwijck, geboren omstreeks 1225. Hendrick is overleden na 1262, minstens 37 jaar oud.
Notitie bij Hendrick: Vermeld in een oorkonde van omstreeks 1225 in een lijst van inkomsten van het kapittel van de Dom te Utrecht. Vermelde personen:
Egbert van Groningen, Rudolf, Leffert, Menzo, Thezo, Johannes, (allen van Groningen?), Johannes van Haerlo (Peest), Stephan van Tuten, (Gieten, de Veenhof) Herman van Laar, Johannes van Ruinen, Lubbert van Dalen, Philip, Otto van Zeegse, Menso van Roden, Rudolf van Langelo, Albert van Huffelt (Uffelte), Rudolf van Norch, Herman van Voorst, Theodericus van Boekhorst, (Zalk), Rudolf van Peedse (Peize), Menso, Rudolf Rogge, Rudolf van Coevorden, schulte Bartold,(van Eelde), Bernard ten Roden, Hendrik Papinck, (van Steenwijck) Ludolf de Crunen (Kuinre), Lubbert van Banen, (Bunne), Egbert van Haerlo en Lubbert van Ring.
Zie ook GENI.com. Resultaten niet voorzien van bronnen.
Vermeld in een oorkonde van 15 augustus 1251, regest nr 26 archief Dickninge, waarin Hendricus, bisschop van Utrecht verklaart dat Henricus, gezegd Pape, en Bernardus Benzinc aan hem opdragen de tienden van het huis van Henricus en het huis van Fredericus bij Appelscha, die hij in eigendom schenkt aan de abdij in Ruinen; en in ruil daarvoor aan hem overdragen het huis Plunpinc bij Paaslo, dat hij daarop in leen geeft aan Bernardus Benzinc.
Komt als getuige voor in een oorkonde van 1258, betreft verkoop tienden aan het klooster te Ruinen van Rentinghegoed, bezit van Arnold genoemd Wilde van Vollenhove, verder vermeld Theodericus genoemd Wilde van Vollenhove en getuigen Herman van Voorst, Hendrik van Almelo, Gijsbert van Buckhorst en Arnold van Almelo, allen ridders.
Komt voor in een oorkonde van 1262, waarin hij verklaart met vrouw en zoon onder toestemming van zijn leenheer Otto van Bentheim aan het klooster te Ruinen een hof te Eemster verkocht te hebben, in gebruik bij Nicolaus. Getuigen de priesters Willem van Diever, Thithard van Dwingelo en Johan van Beilen, de ridders Bartholomeus van Ruinen, Roelof van Ansen, Folker van Echten en Helprich van Vollenhove.
Hij trouwde met
13 Swaneke.
Kind uit dit huwelijk:
I. Herdradus van den Ghore van Steenwijck, geboren omstreeks 1245 (zie 6).

Generatie 5 (betovergrootouders)

16 Hendrik II van Kuinre van Norch, geboren omstreeks 1210. Hendrik is overleden na 1240, minstens 30 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Zie ook: www.ourfamilyhistories.org/ Personid. I 140849
Hij trouwde, ongeveer 22 jaar oud, omstreeks 1232 [bron: Ourfamilyhistories I 140849] met [waarschijnlijk] de ongeveer 17-jarige
17 [waarschijnlijk] Ermgard van IJsselmuiden, geboren omstreeks 1215.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [moeder:waarschijnlijk] Hendrik van Kuinre van Norch, geboren omstreeks 1230 (zie 8).
II. Wolter (Volrad) van Kuinre, geboren omstreeks 1235. Wolter is overleden omstreeks 1295, ongeveer 60 jaar oud.
Notitie bij Wolter: Komt voor in oorkonden tussen 1276 en 1293.
Zie ook: http://www.ourfamilyhistories.org/getperson.php?personID=I140852&tree=00
(Volrad kan ook een nazaat zijn van Wouter Crane, vermeld omstreeks 1200. Wouter is waarschijnlijk een broer van Hendrik de Crane van Kuinre. Volrad kan een verschrijving zijn van Wouter of Wolter.)
Moet zijn vader Hendrik na diens overlijden tussen 1265 en 1275 zijn opgevolgd als heer van Kuinre.
Vermeld in 1275 waarin hij medezegelaar is van een akte van de bisschop van Utrecht waarin Genemuiden stadsrechten krijgt conform de steden Deventer, Zwolle en andere steden in het Salland.
Oorkondenboek Sticht Utrecht. nr. 1907. Hasselt 1276 op 8 juli is ridder Volradi van Kuinre getuige van een verleende vergunning door elect Jan aan de schepenen en burgers van Zwolle om een weg tussen Zwolle en Lenthe te maken en tol te heffen ter bestrijding van de aanlegkosten. Andere getuigen: ridder Hendrik heer van Borculo, ridder Arnold van Almelo, ridder Hako van Ruitenberg, Willem van Bukhorst, Rudolf van de Ese, Hendrik van Almelo. Volrad is in 1275/1276 ridder, dus minimaal 21 of 30 jaar oud en moet geboren zijn voor 1255.
Wolter trouwde met [waarschijnlijk] Luthgard van NN.
Notitie bij Luthgard: iVan der Aa e.a., Biographisch Woordenboek der Nederlanden (Van der Aa)
LUTHGARD, was de echtgenoote van Volrad, ridder van Kuinre. Ten jare 1284 bezaten deze echtelingen twee zonen, Johan, de oudste, en Volrad. Zie v.d. Chijs, de Munten der Heeren en Steden van...
20 Bartolomeus (Mewekinus) van Ruinen, geboren omstreeks 1220. Mewekinus is overleden na 1277, minstens 57 jaar oud.
Notitie bij Mewekinus: ogd0129 27 februari 1261 of 1262; Hendrik van Borculo (drost van Coevorden) keurt goed de verkoop aan het klooster te Ruinen van tienden uit de hof te dickninge door Rudolf van Ansen, die daarvoor andere goederen in de plaats zal stellen. Heer Mewekinus (Bartolemeus) van Ruinen en Wicher staan borg voor Rudolf van Ansen

ogd0130: 1262 Henricus Papinc verklaart met vrouw en onder toestemming van zijn leenheer Otto van Bentheim aan het klooster te Ruinen een hof te Eemster verkocht te hebben. Getuigen: de priesters Wilhelm van Deventer, Thithart van Dwingelo, Johannes van Beilen. Verder de ridders Bartholomeus van Ruinen, Rudolf van Ansen, Folkert van Echten en Helprich van Vollenhove.

Bartolomeus / Mewekien (Fries) van Ruinen, ridder, 27-02-1261 borg voor Rudolf van Ansen (Oork. boerk Gr. en Dr. I, 133, 134 en 143); In1263 (11 september), 1265 en 1273 vermeld als dominus, ridder en bisschoppelijk ministeriaal van bisschop Henrich van Vyanden (Hendrik van Vianden) (1250-1267) (Oork. boek Utr. III nrs. 1591, 1594, 1657 en IV nr. 1847).
Hij zegelt met het oudste wapen van het geslacht van Ruinen: drie rozen, 2 en 1 (Oork. boek Gr. en Dr. I nr. 143 en Oork. boek Utr. IV nr. 1847).
Komt in 1263 ook voor onder de borgen en magen van de burggraven van Coevorden, Gerrit en Roelof Clencke, Hacko Stevenszn van de Hardenberg en Nicolaas Boudekijnszn.
In 1277 komt hij voor als getuige van Sophia weduwe van Roelof van Ansen.
Gehuwd met NN dochter van Godfried van WELVELDE.
Uit dit huwelijk:
1. Johan II
2. Otto van WELVELDE. Erft Welvelde en noemt zich hiernaar.
3. Laurens GEUZINGE. Erft Geuzinge en noemt zich hiernaar.
4. Mewekien LANSINGE. Erft Lansinge en noemt zich hiernaar.
Hij trouwde met
21 NN van Welvelde.
Notitie bij NN: Geboren op het huis Weleveld bij Zenderen in Twenthe. Weleveld wordt al genoemd in 1206.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Johan (II) van Ruinen, geboren omstreeks 1260 in Ruinen (zie 10).
II. Otto van Welvelde van Ruinen, geboren omstreeks 1261.
Notitie bij Otto: Ridder, vermeld 1308-1320. Trouwde N. van Sebelingen. Erfde het huis Welvelde en noemde zich daarna Otto van Welvelde.
Otto trouwde met NN van Sebelingen.
III. Bernardus van Ruinen, geboren omstreeks 1263.
Notitie bij Bernardus: Bouwde in 1300 met zijn broers Johannus en Otto het huis Welvelde. Vermeld in een gevelsteen, gevonden na de sloop in 1565.
http://www.kasteleninoverijssel.nl/pages/weleveld.htm:
In 1244 wordt een Godfried van Weleveld genoemd en mogelijkerwijs huwde zijn erfdochter met de Heer van Ruinen. Deze was leenman van de Bisschop van Utrecht, die op zijn beurt weer leenman was van de Keizer van het Heilige Roomse Rijk. Het bezit van Van Ruinen werd verdeeld onder zijn zonen waarbij de tweede zoon, Otto, het Twentse grondbezit verwierf, beter gezegd daarmede werd beleend door de Heer van Ruinen Deze belening zal nog vele eeuwen voortduren. Otto noemde zich voortaan Otto van Welvelde. Hij en zijn broer Bernardis bouwden het eerste huis in 1300 zoals moge blijken uit de volgende aantekening van een van de Van Hambroecks, eigenaars van Weleveld van 1715 tot 1819.
"Anno 1750 is de oude toorn zinde geboud Anno 1565 afgebrooken en terwijl deselve zeer vervallen en in gevaar stond van in te storten en dien hoek Weder nieus is opgemetselt. Waer wij booven de Deur hebben laeten setten het hier gevonden Waepen van de Besitteren Des huijses Welvelde, Waer in te sien is Dat eenen Bernardis, Johannis en Otto van Ruijnen de eerste stigters van dit Huijs geweest zijn, Dewelke hetselve hebben beginnen te Bouwen Anno 1300 welke Heeren van Ruijnen in Drente de Naem van Welvelde hebben aangenomen."
IV. Laurens Geuzinge van Ruinen, geboren omstreeks 1265. Laurens is overleden na 1304, minstens 39 jaar oud.
Notitie bij Laurens: Ook genoemd Laurens van Ruinen; ook vermeld als Laurens Gosinc.
In een acte van 04-07-1291 wordt ook als verkoper genoemd Johan’s broer Laurens en vrouw Elisabeth. Laurentius Godringa staat er geschreven, maar dit is dezelfde persoon als Laurens van Ruinen. die later het goed Godesinge of Geuzinge krijgt en dan wordt genoemd Laurens van Geuzinge.
Laurens trouwde met Elisabeth van NN.
V. Mewekinus Lansinghe van Ruinen, geboren omstreeks 1270 in Ruinen. Mewekinus is overleden vóór 1325, ten hoogste 55 jaar oud.
Notitie bij Mewekinus: 8 december 1325. Arnoldus Lansinghe zoon van Mewekinus, den broeder van wijlen Johannes van Ruinen, schenkt, met zijne moeder, -na de toekenning ener kloosterprebende door de abdij aan zijne beide zusters Agnesa en Lysa, - aan die abdij ene rente van 4 emmers boter uit: ene hoeve bij het huis van Coenradus van Meppel, halve hoeven van Rycolue Heynghe, Folpardus gezegd Mannes, Thethardus Folpardus’-zoon en Wieke Bebinghe en viertelen van Nanno gezegd Vrese en Syfriedus Deduen. Met verklaring van Stephanus domicellus, zoon van wijlen Johannus van Ruinen, dat hij zijne rechten op genoemde rente afstaat; -en van Henricus, schulte van Eelde, Otto van Norch en Johannes Clencke, zwagers van genoemde Stephanus, dat zij deze schenking goedkeuren en bekrachtigen, dat zij beloven dat Stephanus en Arnoldus de acte zullen bezegelen, zodra zij zelf zegels zullen bezitten, dat ook zonder die zegels deze acte van kracht zal zijn en dat hunne zegels aan de acte zijn bevestigd.
Mewekinus trouwde met NN van NN. NN is overleden na 1325.
24 Coenraet van den Goere van Steenwijck, geboren omstreeks 1200. Coenraet is overleden in 1227, ongeveer 27 jaar oud.
Notitie bij Coenraet: Een Coenraet van den Ghore wordt voor het eerst vermeld in de "Narracio", ridder onder bisschop Otto van Utrecht en gesneuveld in de slag bij Ane in 1227.
Ook vermeld als Coenraad van den G(h)oere / Utengore.
Kind van Coenraet uit onbekende relatie:
I. Hendrick Papinc van Steenwijck, geboren omstreeks 1225 (zie 12).

Generatie 6 (oudouders)

32 Rudolphus van Kuinre (Rudolf) van Norch, geboren omstreeks 1190. Rudolf is overleden na 1254, minstens 64 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Rudolf: Is overleden tussen 1254 en 1263.
Notitie bij Rudolf: Volgt zijn vader op als Heer van Kuinre na diens overlijden voor 01-01-1219. Krijgt dan tevens het landgoed Eyen in leen en de overige Norchse goederen.

Wordt als getuige vermeld in een oorkonde van 1 januari 1219 van bisschop Otto van Utrecht, waarin de schenking van de hoeve Middelbrink aan het klooster te Ruinen wordt goedgekeurd. Ook vermeld worden Rudolf van Coevorden, Egbert van Groningen, Herman Clinke, Hugo Dunker, Rudolf Rocke, Frederic Redinck en Gijsbert.

Komt voor in een lijst van opbrengsten van het kapittel te Utrecht opgemaakt omstreeks 1225. Genoemd worden Egbert van Groningen, Rudolfs zoon Albert, Leffards zoon Menzo, Johanneszoon Thezo, Johannes van Haarlo, Steven van Tuten, Herman van Laar, Johan van Ruinen, Lubbert van Dalen, Philippus, Otto van Zeegse, Menso van Roden, Rudolf van Langelo, Albert van Uffelte, Rudolf van Norch, Herman van Voorst, Theo van Bochorst, Rudolf van Peize, Rudolf Rogge, Rudolf van Coevorden, schulte Bartold, Bernard te Roden, Resindis, dochter van Hendrik Papinck, Ludolph de Crunen;
Wordt als getuige vermeld, samen met o.a. Rudolf van Langelo, Johan van Ruinen en Hugo van Laar, in een oorkonde van 31 augustus 1230 waarin Wilbrand, bisschop van Utrecht aan Zwolle stadsrechten verleend.

Komt voor als getuige in de oorkonde van de stichting van het klooster Marienberg van 21 juli 1233, o.a. samen met Egbert, prefect van Groningen en de broers Herman en Gerard van Rottum, Pelgrim en Wolter Radinc van Vollenhoven, Hendrik van Schoonebeek, Burchard en Gerard van Middelwijk, Sweder van Voorst, Gijsbert van Buchorst, Alfred van IJsselmuiden, Ellard van Bentheim, Winmar van Hardenberg, Egbert van Haren, Engelbert en Hendrik van Gerner, Remfrid van Junne, Sweder van Genne en Herman van Vilsteren.
Elders vermeld: Rudolphus van NORCH ridder, In 1241 staat hij Egbert van Groningen Egbertszn. bij, nadat diens oudste broer Roelof door ridder Thizo is vermoord (drs. O.D.J. Roemeling, ’Adelijke geslachten in de ME in Drente’, NL 1973).

In 1242 zoeken Roelof en Egbert van Groenenberg (Groningen) hun toevlucht bij hun neven Rudolf van Norch en diens broer Menso ter A.
(Menso aan de stroom) (mr. A.N. de Vos van Steenwijk, ’Genealogie van Kuinre’, NL 1967).
Wordt als getuige genoemd in een oorkonde van maart 1247, samen met o.a. de broers Adolf en Rudolf van Peize, waarin het klooster van Ruinen de tienden van 2 hoeven in Appelscha verkrijgt van de bisschop Otto van Utrecht (1233-1249). Andere genoemden zijn Gijsbert van Buchorst, Pelgrim van Putten en Wolter Radinc (van Vollenhove).

In een oorkonde van 14 augustus 1254 wordt hij vermeld samen met Rudolf van Langelo, Adolf en Folkert, ridders van Peize als getuigen bij een uitspraak van Frederik abt van Rottum in een geschil tussen het convent van Ruinen en Herman van Noordlaren en zijn zonen.
Hij trouwde met
33 [waarschijnlijk] NN van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. [moeder:waarschijnlijk] Hendrik II van Kuinre van Norch, geboren omstreeks 1210 (zie 16).
34 Wolter (Volradis) van IJsselmuiden, geboren omstreeks 1185.
Notitie bij Wolter: Het is niet uit te sluiten dat deze Wolter dezelfde persoon is als Wolter Crane, vermeld als zoon van Hendrik van Cunre van Urk.
Vermeld in een oorkonde van 1208 als getuige waarin Diederik, bisschop van Utrecht enige goederen aan de IJssel schenkt aan de kerk van St Marie te Utrecht.
Andere getuigen: Abt Frederik van Ruinen, de leken Folker van Coevorden, Walter Rading, (Vollenhove) Arnold Wilde (omgeving Steenwijk), Bernard Benze (Benthe te Dalen), Menso van Peize, Egbert van Groningen, Otto Proeys, Jacob en Gerard Ter A.
Vermeld in een oorkonde van 26 maart 1217, waarin Ermengardis, dochter van Volmaris, een tiende schenkt van het goed Wolmaringhe aan het klooster te Ruinen. zoals met Wolter is overeengekomen.
Kind van Wolter uit onbekende relatie:
I. Ermgard van IJsselmuiden, geboren omstreeks 1215 (zie 17).
40 Johan I van Ruinen, geboren omstreeks 1188 in Ruinen. Johan is overleden na 1241, minstens 53 jaar oud.
Notitie bij Johan: Johan I van RUINEN, ridder, (Heer van Ruinen 1223-1241) genoemd als getuige van de bisschoppen Otto van Lippe (1205-1225), Wibrand van Oldenburg (1225-1233) en Otto van Holland (1233-1249).
In 1212 wordt Johan van Ruinen genoemd als getuige van Volker van Coevorden.
1236 beslechten Johannes en Laurencius, ridders, hun geschil met de abdij van Ruinen (oork. boek Gr. en Dr. I, nrs 67, 83 en 100).

Uit MD Teenstra; 1e deel breedvoerig tijdrekenkundige tafel;
Jaar 1036; Ruinen, een geheel op zichzelf staande heerlijkheid in Drenthe, toebehorend aan twee broeders, de ridders Johan en Laurens van Ruinen, behoort volgens de mening van de twee broeders niet tot Drenthe en zij willen zich evenmin onder de Drenthenaren gerangschikt zien, evenmin als de tegenwoordige bewoners van Zuidlaren.
(De datum van de oorkonde kan niet juist zijn, moet 1236 zijn)

Oorkonde 1036 tekst uit J S Magnin 1846; De voormalige kloosters in Drenthe geschiedkundig beschouwd. (Datum moet 1236 zijn)
"Ego Johannes, verbi Crucis Minister, Canonicus Osnabrugensis, scire volo universos ad quos presens scriptum pervenerit, quad cum contraversia fuisset inter Conventum de Runen ex una parte, et Johannem et Laurentium, fratres, milites, exaltera parte, super palude que vocatur Buddigwolt, que iacet inter Mickelhorst et Arneslot, causam predicte contraversie abbas et fratres sui, sub optentu officii, et Jo. et Lau. layci, sub pene excommunicacionis, michi et Domino Fretherico de Covordia et Johani de Pethe dederunt terminandam. Nos vero habito consilio ordinavimus, ut predictus Conventus Jus, quod habuerat in predicta pralude, predictis fratribus Jo. et Lau. libere conferret et absolute, et iam dicti fratres, in recompensacionem palludis, darent annuatim conventui septem modios siliginis et septem modios avene, groniensis mensure, de domo in Twinglo (Dwingelo). Ordinavimus preterea, ut omnis contraversia qui fuit inter partes de palludibus hinc inde excultis, per dictam composicionem finaliter esset sopita et amicabiliter ordinata, et neutra pars de cetero aliquatenus moverit de predictis questionem. Palus vero de Arneslot usque Runen eritam conventui quam aliis marchionibus communis. Et ne factum istud aliquatenus posset irritari, presenti scripto sigillorum B., Abbatis de Runen, Jo., verbi Crucis ex Legato, et F., Militis de Covordia, testimonio roborato fecimus innotari.
Acta sunt hec in Runen Ao MXXX sexto, in die sancti Galli".

Vermeld in Cartago dik019, Archief abdij Dickininge, met datum 16 oktober 1236.
"Johannes, verbi crucis minister, kanunnik te Osnaburge, bepaalt met Frethericus de Couordia en Johannes de Pethe, - in het geschil tusschen de abdij van Runen en de gebroeders Johannes en Laurencius, ridders, over het drassig land Buddigwolt tusschen Mickelhorst en Arneslot: 1- dat de abdij haar recht zal opdragen aan de gebroeders tegen eene jaarlijksche vergoeding van 7 mudden rogge en 7 mudden haver Groninger maat, uit het huis in Twinglo; 2- dat hiermede alle geschil opgelost zal zijn; 3- dat het drassig land tusschen Arneslot en Runen gemeen zal zijn aan de abdij en de overige markegenooten. Met bezegeling door B. abt van Runen, Johannes verbi crucis Ohristi legatus en Frethericus ridder De Couordia."

In een copie van de originele oorkonde in het Latijn staat als datum "A` XXX` sexto", geen duizend of honderdtal ervoor. De opstellers van het Oorkondenboek Groningen-Drenthe menen dat hier alleen maar het jaartal 1236 in aanmerking komt, gelet op de overige inhoud van de oorkonden en de vermelde personen.
Hij trouwde met
41 NN van NN.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Wicherus van Ruinen. Wicherus is overleden na 1261.
Notitie bij Wicherus: 27 februari 1261 Mewekinus van Ruinen en Wicherus staan borg voor Rodolphus van Ansen voor de overdracht van de halve tiend uit het hof van Dikninge waarvoor goederen van gelijke waarde voor zijn hof in de plaats moeten komen.
II. Arnold (III) van Ruinen, geboren na 1210. Arnold is overleden na 1247.
Notitie bij Arnold: ogd0110; 4 april 1247: De bisschop van Utrecht verheft de Akerk te Groningen tot een parochiale kerk. getuigen zijn Arnold van Ruinen, Albert en Sweder van Voorst, Gijsbert van Buchorst, Walter Radincg en Bartold Radincg.
Arnold trouwde met NN van NN.
III. Bartolomeus (Mewekinus) van Ruinen, geboren omstreeks 1220 (zie 20).
42 Godefriedus van Welvelde.
Notitie bij Godefriedus: Ridder, vermeld in 1244 als Godfried van Weleveld, een landgoed bij Zenderen in Twenthe.
Kind van Godefriedus uit onbekende relatie:
I. NN van Welvelde (zie 21).
48 [waarschijnlijk] Hendrik van Steenwijck, geboren omstreeks 1180. Hendrik is overleden vóór 1218, ten hoogste 38 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Ook vermeld als Hendrik van Oric.
Vermeld in een oorkonde van 1206 als getuige, samen met Johan van Vollenhove, Wolter van Coevorden, de broers Menzo en Roelof van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Polle, Hugo Sturm (Calthorne bij Diever), Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch, Rudolf, Hendrik van Norch, Walter Radink, schulte Bartold (van Eelde), Gelmer van Ide, Werenzoon van Bunne, Egbert van Hof, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
Overige vermeldingen;
Vermeld staat een Heinricus Oric in een oorkonde van omstreeks 1219 uit het Donaugebied.
In een oorkonde van omstreeks 1220 uit dezelfde streek, waarin veel dezelfde getuigen voorkomen, wordt vermeld een Heinrich nagelle. In een derde oorkonde, ook uit 1220 staat vermeld Nagillin als plaatsaanduiding.
De vermelde personen kunnen eventueel gelezen worden als Hendrik van Urk en Hendrik van Nagele en zijn dan waarschijnlijk één en dezelfde persoon. Nagele was omstreeks die tijd de havenplaats van het gebied Urk.
De oorkonden staan vermeld in de Monumenta Boica, volumen primum, monumenta Garsensia, codex traditionum op blz 45 en 46.
De hoofdpersoon in de eerst vermelde oorkonde is ridder Wernher van Berg, die voor het zieleheil van zijn vrouw Gertrudis 13 solidi schenkt aan de kerk/klooster van Garzense. (Garst of Carsten onder Passau) (Vrije vertaling, er kan wat anders bedoeld zijn)
De heren van Berg hadden belangen in dit gebied. In een oorkonde van 1150 ontneemt de hertog van Beieren, op verzoek van zijn broer Koenraad, bisschop van Passau, Adelbert van Berg de voogdij van St Pölten en geeft hem hier andere goederen voor terug. (Urkundenbuch des Landes ob der Enns volume 2; 777-1189)
Als getuigen in de oorkonden van 1219/1220 worden behalve Werner van Berg en Hendrik van Oric/Nagele nog heren van Tanne, van Aich, van Gibinge, Perkheim, Chazbach, genoemd, allen uit het gebied Passau. De oorkonde zal dus waarschijnlijk in dat gebied zijn opgemaakt.
In "Ostereichischer"Geschichtsforscher"1841 staat een artikel van Viktor Freiherr Handel-Mazzetti over "Uber die Vögte von Perg" , en hieruit mogen we opmaken dat de hierboven vermelde Adelbert van Berg tot de familie Perg behoort.
Onduidelijke naamsvermelding in oorkonden kunnen tot verwarring leiden.
Uit andere stukken blijkt dat de naam Nageli als familienaam ook in het bisdom Passau voorkomt. We mogen dan ook aannemen dat Hendrik van Oric een verschrijving is in deze oorkonden en dat er geen banden bestaan tussen het gebied Urk en het gebied Passau.
Hij trouwde met
49 [misschien] Evese van Oosterwolde, geboren omstreeks 1180.
Notitie bij Evese: In een oorkonde van 1218 vermeld als weduwe van Ostwalt. Ds. J W Schaap zegt in zijn artikel over het adellijke geslacht Reding, gepubliceerd in 1966, dat met Ostwalt Oosterwolde wordt bedoeld.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [waarschijnlijk] Ghiselbertus van Steenwijck.
Notitie bij Ghiselbertus: In een oorkonde van 1218 staan als voogden van de zoon van Nicolaas en Ida vermeld: Ghiselbertus, Hugo Dunker, Hermannus Clince en Rodulfus Rocke. Deze personen zijn dus verwanten van beide, waarschijnlijk broers van beide of van beide ouders. Op basis van de vermelde volgorde zijn Gijsbert en Hugo een van Steenwijck en Herman en Rudolf van dezelfde familie als Ida.
II. [waarschijnlijk] Hugo Dunker van Steenwijck.
Notitie bij Hugo: In een oorkonde van 1218 staan als voogden van de zoon van Nicolaas en Ida vermeld: Ghiselbertus, Hugo Dunker, Hermannus Clince en Rodulfus Rocke. Deze personen zijn dus verwanten van beide, waarschijnlijk broers van beide of van beide ouders. Op basis van de vermelde volgorde zijn Gijsbert en Hugo een van Steenwijck en Herman en Rudolf van dezelfde familie als Ida.
III. [vader:waarschijnlijk, moeder:misschien] Coenraet van den Goere van Steenwijck, geboren omstreeks 1200 (zie 24).
IV. [waarschijnlijk] Nicolaas van Steenwijck, geboren omstreeks 1200. Nicolaas is overleden vóór 1218, ten hoogste 18 jaar oud.
Notitie bij Nicolaas: Vermoedelijk vermeld in een oorkonde van 1218, schenking van een huis te Middelbrink aan de kerk van Ruinen, door Evese, weduwe van Ostwalt (Oosterwolde). Nicolaas, zoon van Evese, is in het Heilige Land gestorven en was getrouwd met Ida.
Nicolaas trouwde met Ida van Ruinen. Zie 80,VII voor persoonsgegevens van Ida.
V. [misschien] Reinerius van Orio (Oric), geboren omstreeks 1220. Reinerius is overleden na 1280, minstens 60 jaar oud.
Notitie bij Reinerius: Uit: Het bisdom Utrecht en het graafschap Holland onder kerkelijke ban (1280-1283) G H M Delprat; Naar onuitgegeven bescheiden berustend in het rijksarchief.
Vermeld in het najaar van 1275 als praepositus clavarii collectorum decimarum, (busbewaarder van de inzamelaars der tienden) over de aartsbisdommem Keulen, Maagdenburg, Bremen en de Pommerse diocese Kamin. Krachtens een pauselijke lastbrief was deze hoge kerkambtenaar mede belast met de invordering der tienden in ons land. Uit het bewaard gebleven register blijkt dat hij de tienden inde over de archidiaconaten Oldenzaal, van Deventer, van Emmerik, waaronder de abdij Elten; over de decanaten van Zuid Holland, van Tiel, van Kennemerland, van Zuid Beveland, van de Betuwe, van de Schelde, van Noord Holland, van Sommerland waaronder Oost Voorne, Niland en Sommerland met West Voorne, over het kapittel van Zutfen, de proosdij van Sint Pieter, van de Domkerk, van St Salvator, van St Marie, van St Jan, over het monasterium St Pauli, de abt van Oostbroek, de grootste proosdij bij Utrecht, de abdij van Middelburg, Drenthe en over het choorepiscopaat, waaronder Benscoep en Judifaas (Jutfaas). Uit Friesland en Groningen worden geen opgaven vermeld.
Hij is mogelijk een verwant van Coenraad van Oric. Hij is hier vermeld om hem in beeld te houden.
Oorkonde nr. 1836 Sticht Utrecht dd 24 september 1276; Reynerius de Orio, door de paus tot collector der tienden benoemd in de provincieen Keulen enz.; bepaalt het bedrag er van voor de vijf kapittelen en de abdij van St Paulus te Utrecht, op aanwijzing van de elect Jan en de aartsdiaken Engelbert van Luik, op 200 ponden goede Stichtse penningen.
28 februari 1277; Paus Johannes XXI stelt Reinier de Orio, proost te Chiavasso, aan tot collecteur der tienden van het Heilige Land in de kerkprovincieen Keulen, Bremen en Maagdenburg en in het bisdom Kamin.
5 mei 1280: Reynerus de Orio, pauselijk collecteur, ontslaat de elect Jan van het banvonnis, hem opgelegd wegens het inhouden van tiendgelden.

Generatie 7 (oudgrootouders)

wapenschildhvnorch.jpg
1 WapenschildHvNorch
64 Hendrik I (de Crane) van Kuinre (afb. 1), geboren omstreeks 1160. Hendrik is overleden omstreeks 1215, ongeveer 55 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Ook vermeld als Hendrik de Crane, maar waarschijnlijk een onjuiste beoordeling van de vermelding "Crue" in de oudste oorkonde. Dit zal Cunre moeten zijn.
Geschiedenis van Friesland; MD Teenstra: 1195 Hendrik de Kraan, graaf van de Kuinder. (blz 121). Hendrik gedroeg zich als graaf in het gebied langs de zuidkust van Friesland.Hij was borggraaf van de Kuinder en waarschijnlijk ook van Urk en Emelweerd, een leen van de bisschop van Utrecht. Deze bisschop had samen met de graaf van Holland de grafelijke rechten over het Friesland tussen Vlie en Lauwers verkregen. Toen Willem (zonder land) terugkeerde van een roemrijke tocht naar Palestina vond hij het vaderlijk erfgoed verdeeld. Door tussenkomst van oom Boudewijn, toen bisschop van Utrecht, stond broer Dirk hem Friesland (tussen Vlie en Lauwers) af. Daar verdreef hij Hendrik de Crane van de grond die Hendrik onrechtmatig in bezit had en bouwde een sterk slot in Oosterzee om Hendrik in bedwang te houden.
Annales Egmondensis pagina 193: Bisschoppelijk leenman Hendrik van Kuinre neemt Willem van Holland gevangen omstreeks 1196. Willem van Holland was graaf van Friesland. Deze gevangenneming gebeurde op het slot ter Horst, waar Willem was uitgenodigd door zijn broer Dirk van Holland. Aan tafel, onder de ogen van Dirk, nam Hendrik de Crane Dirks broer Willem gevangen. Dirk was dus kennelijk de opdrachtgever. De aanleiding was de openlijke steun die Willem verleende aan graaf Otto van Gelre, de vijand van Dirk.
Zie verder: Algemene Geschiedenis des Vaderlands door JP Arend, tweede deel 900-1581; 1841 JF Schleijer Amsterdam.

OSU0567;1204; Hendrik van Kuinre krijgt zijn goederen en rechten terug die hem door graaf Willem van Friesland waren ontnomen. (=de borg te Kuinre en bijbehorende rechten)
OSU0568; 1204 Bisschop Diederik vergunt aan de bewoners van Holtpade een parochiekerk te stichten.
Getuigen: Hendrik van Kuinre, Herman van Voorst, Arnold van Ruinen, Bernard Benzinck, Arnold Wilde, Hugo en Wigher Storm, Engelbert Merekinck.
Deze Hendrik van Kuinre moet wel dezelfde persoon zijn als de twee jaar later vermelde Hendrik van Norch. Het familiewapen van Norch is gelijk aan het familiewapen van Kuinre.
ogd0043 datum 1206 of 1207. Theodoricus, bisschop van Utrecht, verklaart van Fredericus, abt van Ruinen, de kerken van Steenwijk en Borne verkregen te hebben alsmede de kapel van Westerbork benevens enige tienden voor enige tienden in ruil tegen de kerk van Beilen.
Genoemd worden: Johan van Vollenhove, Herman van Steenwijck, Wolter van Coevorden, de broers Rudolf en Menso van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Pol, Hugo Storm, Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch (Radinc bij Vollenhove?), Randulfo ?, Hendrik van Norch, Walter Radinc, Schulte Bartold, Gelmer van Ide, Werenzone van Bunne, Egbert ten Hove, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
OSU0601; 1211; Bisschop Diederik schenkt, voor zijne memorie, aan het klooster te Ruinen de tienden uit een huis te Volenhove, dat het klooster reeds lang bezeten had. Getuigen: Hendrik van Groningen, Johan van Vollenhove priesters, Folkert van Coevorden, Hendrik van Kuinre, Hugo Storm, Arnold Wilde, Hugo Donker, Gijsbert, Walter, Godfried, Gosewijn, Arnold van Ruinen, Otto, dienstmannen.
Oorkondenboek Sticht Utrecht nr. 613.
1213; De elect Otto schenk aan de horige lieden te Wilsum en Zalk op het Veen, die wonen op hoeven van Diederik en Hendrik van Buckhorst, dezelfde vrijheid die de burgers van Zalk, Zwolle en andere steden en dorpen in de omtrek genieten. Dirk en Hendrik zullen hofsteden verpachten en het lagere gerecht uitoefenen.
Getuigen: Hendrik van Kuinre, Gijsbert en Egbert van Amstel, broers, Herman van Voorst, Wolter van IJsselmuiden, Arnold Loef, Steven van Bosinchem, Arnold de Wilde, Thicard schulte van Vollenhove, en vele andere goede lieden.

Elders gepubliceerd: Henrici NORCH. Familiewapen: in veld van zilver vijf linker schuinbalken van keel.
Genoemd in 1206.(drs. O.D.J. Roemeling, ’Adelijke geslachten in de ME in Drente’, NL 1973).

De Heren van Kuinre waren de ergste zeerovers van Noord Nederland, te vergelijken met roofridders als Zweder van Bentheim, Herbrun van Putten (’de gesel der Veluwe’) en Zweder van Voorst. Hun kasteel lag op een uitermate strategische locatie ten opzichte van de Hanzeroutes naar het Oostzeegebied. Kooplieden uit onder ander Danzig (Gdansk) en Hamburg werden nogal eens opgebracht en voor losgeld op het slot te Kuinre vastgezet. Aldus de tekst in http://nl.wikipedia.org/wiki/Kuinre.

De Heren van Kuinre waren ridders, maar anderen vonden hen rovers. Zij leefden in de tweede helft van de Middeleeuwen, in een tijd dat er veel gehandeld werd tussen de Hanzesteden. In de Noordoostpolder zijn resten gevonden van 2 burchten. Deze kastelen stonden aan beide kanten van de oude rivier de Kuinder of de Tjonger.
De oudste burcht werd gebouwd rond 1200. Maar toen de Zuiderzee steeds groter werd, dreigde het kasteel te worden weggespoeld. De Heren van Kuinre moesten verhuizen. Even verderop bouwden ze een nieuw kasteel. Hoe die kastelen er precies uitzagen weten we niet. In de polderbodem zijn resten van fundamenten en voorwerpen als wapens, potten en bekers teruggevonden.
De Heren van Kuinre waren niet geliefd bij de handelaren van de Hanzesteden. De ’heren’ namen de vracht of het schip van de handelaren soms in beslag. In ruil voor losgeld konden ze hun eigendommen terugkrijgen. Soms zonken de handelsschepen ook wel op de Zuiderzee. In Flevoland zijn 14 wrakken gevonden van deze handelsschepen. Die handelsschepen worden ook wel koggen genoemd.
(Uit: http://www.nieuwlanderfgoed.nl/studiecentrum/canon-van-flevoland/de-heren-van-kuinre-en-de-hanze,-1200-1500)

„Heren van Kuinre waren geen roofridders”
04-10-2011 11:13 | Gerco Verdouw
Akkerbouwer en historicus Evert de Boer (66) vond eens een middeleeuws kanon in zijn land in Luttelgeest. Misschien was het wapen wel ingezet in de strijd tegen de burcht van Kuinre, een paar honderd meter verderop.
Een tochtje maken door de Noordoostpolder is op een zonnige nazomermiddag geen straf. Op de uitgestrekte akkers vreten combines, hakselaars en andere oogstmachines zich een weg door de rijpe gewassen. Tractoren met grote kiepkarren laten stofwolken achter als ze het graan, de mais en de aardappels wegbrengen.
Interessant wordt het tochtje als Evert de Boer meerijdt. De akkerbouwer uit Luttelgeest weet niet alleen alles van aardappels en uien af, hij kan ook vertellen wat er onder de vruchtbare voormalige zeebodem te vinden is. „Die interesse voor archeologie zit in de familie. Ik ben geboren in Wons, in het westen van Friesland. We woonden op een afgegraven terp. Mijn grootvader en vader vonden allerlei interessante dingen in de grond.”
De Boer verhuisde in 1952 als zevenjarige jongen naar de Noordoostpolder. Zijn vader begon een boerderij vlak bij Schokland. „Daar is mijn belangstelling voor de archeologie gewekt. Er kwamen in die tijd zo veel dingen uit de grond. Mijn zoon heeft er zijn beroep van gemaakt, hij is regioarcheoloog van Zuidoost-Utrecht.”
De Boer wijst naar het stuk land waarin hij het kanon uit de middeleeuwen vond. „Het stond waarschijnlijk op een schip dat ten strijde trok tegen de heren van Kuinre.”
De heerlijkheid Kuinre was aan het eind van de 11e eeuw ontstaan op de plek waar de rivieren de IJssel en de Kuinder in de Zuiderzee stroomden. De heren van Kuinre waren belangenbehartigers van de bisschop van Utrecht. Het liefst gingen ze echter hun eigen gang. De Boer: „Het was hier een onherbergzame, moerassige streek. De heren leefden van de jacht en de visserij.”
De van oorsprong Frankische gouwgraven bouwden tussen 1165 en 1197 een burcht aan de rand van de Zuiderzee. Een reconstructie daarvan is nog te zien in het Kuinderbos. De Boer laat het graag zien. Vanaf de parkeerplaats is het ongeveer 300 meter lopen naar de burcht. De spaarboog waardoor bezoekers de burcht betreden, valt het meest op. „Vanwege de vorm denken de mensen dat dit een poort is, maar de naam spaarboog zegt het eigenlijk al: deze boog is gemaakt om stenen uit te sparen, want die waren in deze streek van veen en water erg duur.”
http://www.refdag.nl/nieuws/regio_2_210/heren_van_kuinre_waren_geen_roofridders_1_593040
Hij trouwde met
65 NN van Sepperothe, geboren omstreeks 1165.
Notitie bij NN: Krijgt na de dood van haar grootvader het landgoed Eyen als leengoed van de Bisschop van Utrecht. Haar zuster krijgt het landgoed Lemferding bij Eelde, eveneens leengoed van de Bisschop van Utrecht. Haar broers krijgen gezamenlijk de Prefectuur in Groningen en de bezittingen aldaar.
Van de verdeling van de erfenis zijn geen stukken bekend, maar het is af te leiden uit latere oorkonden waarin opbrengsten van het Sticht Utrecht staan vermeld.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [waarschijnlijk] Hendrik van Steenwijck, geboren omstreeks 1180 (zie 48).
II. Rudolphus van Kuinre (Rudolf) van Norch, geboren omstreeks 1190 (zie 32).
III. Menso (ter A) van Kuinre van Roden, geboren omstreeks 1195. Menso is overleden na 1242, minstens 47 jaar oud.
Notitie bij Menso: Mogelijk dezelfde persoon als Menso van Roden, vermeld in een oorkonde van 1225.
In 1242 zoeken Roelof en Egbert van Groenenberg (Groningen) hun toevlucht bij hun neven Rudolf van Norch en diens broer Menso ter A.
(Menso aan de stroom) (mr. A.N. de Vos van Steenwijk, ’Genealogie van Kuinre’, NL 1967).
Zie ook: Jaarboek van en voor Groningen deel 1 pag 300.
80 Arnold II van Ruinen, geboren omstreeks 1165. Arnold is overleden na 1217, minstens 52 jaar oud.
Notitie bij Arnold: Komt voor in een oorkonde van 1204 samen met Hendrik van Kuinre, Herman van Voorst, Bernard Benzinck, Arnold Wilde, Hugo en Wiecher Storm, Engelbert Merekinck.
In 1206 ruilt bisschop Derk met de abt Frederik van Ruinen de kerk van Beilen tegen de kerk van Steenwijk. Als getuigen in de akte worden genoemd Arnoldus en Otto van Ruinen. Arnoldus komt tevens voor in acten van de bisschop als getuige in de jaren 1207, 1209, 1210 en 1211. Als getuigen van bisschop Otto in de jaren 1215 en 1217.
Kinderen van Arnold uit onbekende relatie:
I. Johan I van Ruinen, geboren omstreeks 1188 in Ruinen (zie 40).
II. [waarschijnlijk] Sophia van Ruinen, geboren in 1205 in Ruinen. Sophia trouwde met Rudolf II van Coevorden. Rudolf is geboren omstreeks 1192, zoon van Folker van Coevorden en Ida Lewe. Rudolf is overleden op 25-07-1231 in Nijenstede, Hardenberg, ongeveer 39 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Was burggraaf van Coevorden van 1196-1228.
Komt voor als getuige van de bisschop van Utrecht in brieven van 1 januari 1218 en 10 januari 1223. In de laatste brief samen met zijn broeder Frederik.
In 1212 verpand hij met toestemming van zijn vader Volkerus, de grove en smalle tienden in Spehoorne en de tiend van 8 huizen te Echten aan de abdij van Ruinen, met vaststelling van de termijn van terugbetaling. (archief Dickninge) Later genoemd als van Ansen. Ridder van Ansen
1222 Rudolf belegert met de Gelkingen het slot van Egbert van Groningen.
1226 Rudolf, door de Sepperothes te Groningen te hulp geroepen, bemachtigd Groningen en neemt de stadsvoogd Egbert de jonge met zijn gezin gevangen en verwoest het slot. Grootvader Egbert van Groningen vlucht naar Friesland en komt terug en herovert Groningen en doodt vele Gelkingers.

Slag bij Ane op 28 juli 1227. Rudolf of Roelof verslaat het bisschoppelijke leger samen met Drenten en Friezen en met behulp van bendes uit Steinfort, Dalen, Loenen en Goor. Bisschop Otto van der Lippe sneuvelt en ook 200 ridders en ridderzonen waaronder de beroemde Duitse held Berend van Horstmar. De graaf van Gelre Gijsbert van Amstel en andere edelen werden gevangen genomen. Deze worden later onder beloften en borgtocht vrijgelaten. Keizer Hendrik ontslaat hen van de beloften en deze edelen werken mee aan de verkiezing van Wilbrand van Oldenburg tot bisschop van Utrecht.
Een nieuwe aanval van de bisschop op Coevorden volgt met wisselend succes, maar uiteindelijk komt er een wapenstilstand en doet de bisschop nieuwe voorstellen aan Rudolf/Roelof. Rudolf wordt uitgenodigd in het nieuw door de bisschop gebouwde kasteel bij Hardenberg voor overleg. Daar worden hij en Hendrik van Gravestorp gevangen genomen en vermoord. (Geradbraakt.)
In 1231 volgt opnieuw strijd en komt er een verdrag waarbij Frederik van Coevorden wordt beleend met alle rechten zoals zijn voorganger die ook bezat.

Rudolf/Roelof van Coevorden had een dochter die met Hendrik van Borculo getrouwd was. komt voor in een akte van 1261.
III. Gerard(us) van Ruinen, geboren omstreeks 1191. Gerard(us) is overleden na 1230, minstens 39 jaar oud.
Notitie bij Gerard(us): Komt voor in een oorkonde van 25 maart 1230, waarin Theodericus, kanunnik te Deventer, goederen schenkt aan de kerk van St Marie te Deventer.
IV. [waarschijnlijk] Herman Clencke, geboren vóór 1200. Herman is overleden vóór 1236.
Notitie bij Herman: Vermeld in een oorkonde van 1 januari 1219 waarin de bisschop van Utrecht de schenking goedkeurt van een hoeve in Middelbrink, gelegen aan de oostzijde, aan het klooster te Ruinen, door Eveze, weduwe Ostwalt (Oosterwolde) en Ida, de vrouw van Nicolaas, zoon van Eveze die in het Heilige Land is gestorven, waarvan de voogden van de zoon van Nicolaas en Ida hierbij aanwezig zijn en hiermee instemmen.
Getuigen: Rudolf van Coevorden, Egbert van Groningen, Rudolf van Norch, en de voogden van de zoon van Nicolaas en Ida: Gijsbert, Hugo Dunker, Herman Clincke, Rudolf Rocke.
Herman Clencke en Rudolf Rocke zijn, op basis van de volgorde van vermelding, dan verwant aan Ida van Ruinen en zeer waarschijnlijk broers.
Herman trouwde met NN van NN.
V. Laurens van Ruinen, geboren omstreeks 1195.
Notitie bij Laurens: Uit MD Teenstra; 1e deel breedvoerig tijdrekenkundige tafel;
Jaar 1036; Ruinen, een geheel op zichzelf staande heerlijkheid in Drenthe, toebehorend aan twee broeders, de ridders Johan en Laurens van Ruinen, behoort volgens de mening van de twee broeders niet tot Drenthe en zij willen zich evenmin onder de Drenthenaren gerangschikt zien, evenmin als de tegenwoordige bewoners van Zuidlaren. Ook Coevorden schijnt in ridder Frederik een eigen heer te hebben.
Opmerking: Het vermelde jaartal is waarschijnlijk niet juist. Dit zal 1236 moeten zijn.
Zie verder hetgeen vermeld is bij zijn broer Johan.
VI. [waarschijnlijk] Rudolf Rocke, geboren vóór 1200. Rudolf is overleden vóór 1236.
Notitie bij Rudolf: Vermeld in een oorkonde van 1217 met bezittingen in Eemster.
VII. [waarschijnlijk] Ida van Ruinen, geboren omstreeks 1200.
Notitie bij Ida: In een oorkonde van 1218 staan als voogden van de zoon van Nicolaas en Ida vermeld: Ghiselbertus, Hugo Dunker, Hermannus Clince en Rodulfus Rocke. Deze personen zijn dus verwanten van beide, waarschijnlijk broers van beide of van beide ouders. Op basis van de vermelde volgorde zijn Gijsbert en Hugo een van Steenwijck en Herman en Rudolf van dezelfde familie als Ida.
Ida trouwde met Nicolaas van Steenwijck. Zie 48,IV voor persoonsgegevens van Nicolaas.
96 [waarschijnlijk] Hendrik I (de Crane) van Kuinre (dezelfde als 64).
Hij trouwde met
97 [waarschijnlijk] NN van Sepperothe (dezelfde als 65).

Generatie 8 (oudovergrootouders)

128 Hendrik van Cunre van Urk, geboren omstreeks 1140. Hendrik is overleden na 1170, minstens 30 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Opgevoerd om een mogelijk gat in de tijdbalk te overbruggen.
Dat Hendrik van Cunre een zoon is van Coenraad van Urk is niet uit oorkonden of annalen af te leiden. Maar gezien de levensloop van Hendrik de Crane van Kuinre ligt de afstamming voor de hand.
Omstreeks 1165 is een burcht te Kuinre gebouwd en deze Hendrik zal dan de eerste bewoner zijn geweest van die burcht.
Kuinre is een strategisch gelegen plek waar door het leger van Karel Martel of zijn opvolgers zeker een versterking met verblijfsmogelijkheden is aangelegd en grond ontgonnen voor voedselpruduktie, tijdens de pogingen om de Friezen en Saksen te onderwerpen. Het landgoed diende dan voor de voedselvoorziening van het leger en de decentrale hoven. Het landgoed/leengoed was in slechte staat van exploitatie, wanneer bisschop Godebald in 1118 het "Swechus" in Kuinre in bezit krijgt. Een burcht was niet (meer) aanwezig, maar alleen een (zomer)verblijf voor vee en verzorgers, vergelijkbaar met de Bôen van Schoonebeek.
Aan wie het goed in 1118 in leen is gegeven door de bisschop Godebald is niet vermeld.
Rond 1165 was Godfried van Rhenen bisschop van Utrecht, als opvolger van Herman van Horne, die in 1150 Hartbert van Wierum was opgevolgd als bisschop. Bisschoppen moeten, net als andere wereldlijke heersers, een beroep doen op vertrouwelingen om hun macht veilig te stellen. Dat gebeurde meestal door de benoeming van familieleden op hoge posten en door het uitgeven van leengoederen, eventueel met burcht, op strategische plekken aan dienstmannen/ridders uit hun directe omgeving. Na 1165 verschijnen in het Oversticht in oorkonden meer namen van ridders/leenmannen van de bisschop, waarvan het stamgebied uit de omgeving van die bisschoppen moet worden gezocht, vaak als zoons van bestaande leenmannen.
Hij trouwde met
129 NN van NN.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Hendrik I (de Crane) van Kuinre, geboren omstreeks 1160 (zie 64).
II. Wolter Crane van Urk, geboren omstreeks 1160.
Notitie bij Wolter: Oorkonden Sticht Utrecht nr. 542.
1200. Bisschop Diederik II geeft een overzicht van het ontstaan en de wijdingen van liet klooster Bethlehem bij Doetinchem, en bevestigt het in zijn immuniteitsrecht en zijne bezittingen.
Getuigen: Wolter Spierink, Gijsbert, Egbert en Egidio?, broers van Amstel, Alfred, Albert en Willem van W???nen, Hubert van B??sencheim, Gerard van Hundeswic, Jacob en Lambert ter A, Sweder van Wisch, Steven van Zuilen, Willem van Malbergen, Sweder van Dingethe, Willem van Bronkhorst, Hendrik van Borculo, Evert Tak??, Sybert Swe??, Gosewijn van Berentrothe, Wolter Radinc, Udo en Wolter Crane, Menso van Wezep, Helmwich van Zalk, en vele anderen.
III. Udo Crane van Urk, geboren omstreeks 1160.
130 Godschalk van Sepperothe.
Notitie bij Godschalk: Volgens het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek zou hij omstreeks 1170 gehuwd zijn.
Quedam narracio: Godschalk verwekte drie zonen, Rodolphum, Mensonum en Hecbertum, door Hans van Rij vertaald (1989) als Roelof, Menso en Egbert.
Hij stamt af van de ridders van Sepperothe. De plaats heet nu Seppenrade en ligt vlak bij Lüdinghausen, ten zuiden van Münster.
Hij trouwde omstreeks 1170 met
131 NN van Groningen van Wierum. NN is overleden vóór 1178.
Notitie bij NN: Volgens het Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek zou zij omstreeks 1170 gehuwd zijn.
(http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#page=0&accessor=accessor_index&source=1&view=homePane) Bron: Narracio.
Zij is overleden voor haar vader Leffart.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Egbert III (ook Egbertus) van Sepperothe van Groningen, geboren omstreeks 1170. Egbert is overleden in 1240, ongeveer 70 jaar oud.
Notitie bij Egbert: MD Teenstra: 1195. Herbert, broer van Rudolf van Sepperothe, is voogd over Rudolfs zoon Albert, na diens overlijden tijdens een kruistocht. De door Teenstra vermelde Herbert is dezelfde als Egbert of Ecbert of Ekbert die in de Quedam narracio wordt vermeld.
Bisschop Boudewijn zendt een zekere Berthold naar Groningen om gedurende de minderjarigheid van Albert, als burggraaf in Groningen op te treden.Hij wordt echter hetzelfde jaar nog door Egbert van Sepperothe doodgeslagen.
Quedam narracio: Hecbert of Egbert leefde nog in 1232. Was prefect van Groningen voor 1/3e deel.
Deze Hecbert is waarschijnlijk dezelfde die in latere stukken als Egbert staat vermeld. (Egbert III)
Zie oorkondenboek Groningen-Drenthe.
(1206) Vermelde namen o.a. Johan van Vollenhove, Herman van Steenwijck, Wolter van Coevorden, de broers Rudolf en Menso van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Pol, Hugo Sturm, Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch, Hendrik van Norg, Walter Radinc, Schulte Bartold, Gelmer van Ide, Werenzone van Bonne, Egbert ten Hove, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
Opmerking Anne Post: Schulte Bartold woonde in Eelde, waarschijnlijk op Oosterbroek, een borg nabij het oorspronkelijke landgoed Lemferding en aan de Drentse A gelegen.Gelmer van Ide woonde op een oorspronkelijk mottekasteel, ten noorden van de wegsplitsing Groningen, Norg, Rolde (Assen) tussen de huidige Lugtenburgerweg en de Moespot. Dit was een zogenaamde ringwalburcht bestaande uit twee cirkelvormige grachten die samen een 8 vormen. Op de kleinste stond een uitkijktoren. Later worden bewakers van Ide vermeld. Bedoeld wordt dan waarschijnlijk dat deze het verkeer bij Yde van en naar Groningen moesten controleren. Werenzone van Bonne woonde op de burcht te Bunne die in 1145 is gebouwd in opdracht van bisschop Herbert van Wierum. Egbert ten Hove zal op een hofgoed hebben gewoond, waarschijnlijk op de Gruenenborg aan de Hunze bij Groningen. Egbert en Menso van Groningen zullen op de borg Selwerd hebben gewoond. Jacob en de later vermelde broer Gerard woonden op een borg gelegen aan de A.
(1208) Vermelde namen o.a. Volker van Coevorden, Walter Rading, Arnold Wilde, Bernard Benze (van de Ese), Menso van Peize, Egbert van Groningen, Otto Proeys ?, Volradus van IJsselmuiden, Jacob en Gerard ter A.
(1212) Volker van Coevorden, ridder, Egbert van Groningen, Rudolf van Peize, Johan van Ruinen, Schulte Bertold, Engelbert van Steenwijck.
(1217) Namen: Egbert van Groningen, Rudolf van Peize, Rudolf van Coevorden, Arnold van Ruinen, Arnold van Alva en Menzo van Gravestorp.(van Peize)
(1 januari 1219) Namen: Rudolf van Coevorden, Egbert van Groningen, Rudolf van Norch, Frederik Redinc; voogden van Ida, vrouwe van de Ese: Gijsbert, Hugo Donker, Herman Clencke, Rudolf Rocke.
(10 januari 1224) Namen: de broers Rudolf en Frederik van Coevorden, Johan van Ruinen, Bernard van de Ese, de broers Rudolf en Menso van Peize, Egbert van Groningen, Bertold van Steenwijck, Schulte Bertold van Drenthe, Frederik Rading met zijn broer Walter, Coenraad, schulte van Vollenhove, ridders.
(omstreeks 1225, lijst van opbrengsten aan het kapittel van de dom te Utrecht) Namen in Drenthe: Egbert van Groningen, Rudolfs zoon Albert, Leffarts zoon Menso, Thezo’s zoon Johannes, Johan van Ruinen, Johan van Haarlo, Steven van Tuten, Lubbert van Dalen, Philip uit Ide, Otto van Zeegse, Menso van Roden, Rudolf van Langelo, Albert van Uffelte, Rudolf van Norch, Herman van Voorst, Theodorus van Buckhorst, Rudolf van Peize, Zijn broer Menso van Peize, Rudolf Rogge, Rudolf van Coevorden, Schulte Bartold (van Eelde), Bernard te Rothe ?, Resindis, dochter van Hendrik Papinck, Ludolf van Kuinre, Lubbert van Bonnen.
(19 oktober 1225) Egbert van Groningen zal als scheidsman optreden.
(21 juli 1233) Wilbrand, bisschop van Utrecht neemt het klooster Marienberg in bescherming (gesticht voor de zielen van zijn voorganger Otto en de met hem gevallenen in de slag bij Ane) Aanwezigen: Egbert, prefect van Groningen, Rudolf van Norch, de broers Herman en Gerard van Roden. Pelgrim en Wolter Radinc van Vollenhove, Hendrik van Schoonebeek, Burchard en Gerard van Middelwijk, Sweder van Voorst, Gijsbert van Buchorst, Alfred van IJsselmuiden, Eilard van Bentheim, Winnemar van Hardenberg, Egbert van Haren, Engelbert en Hendrik van Gerner, Remfrid van Junne, Sweder van Genne en Herman van Vilsteren.
(19 mei 1235) Egbert van Groningen vermeld.
Egbert trouwde met NN van NN.
II. Rudolf van Sepperothe van Groningen, geboren omstreeks 1175. Rudolf is overleden in 1195, ongeveer 20 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Vermeld 1181, 1184.
Overleden tijdens een kruistocht in 1195.
Was prefect van Groningen voor 1/3e deel na het overlijden van zijn grootvader van moeders zijde.
Rudolf trouwde met NN van NN.
III. Menzo van Sepperothe van Groningen, geboren omstreeks 1177. Menzo is overleden vóór 1225, ten hoogste 48 jaar oud.
Notitie bij Menzo: Was prefect van Groningen voor 1/3e deel na het overlijden van zijn grootvader.
ogd0043 datum 1206 of 1207. Genoemd wordt o.a. Heinrico de Nurch.
Enkele anderen: Johanne de Volnho, Hermanno de Stenwic, sacerdotibus;
Woltero de Covorde, Rodulfo, Menzone, fratribus de Peisge, Arnoldo de Rune, Ottone de Pollo, Hugo(ne) Sturm, Gerardo Leone, Hugone Dunker, Egberto, Menzone, fratribus de Gruningen, Wichero Lapinch, Randulfo, Waltero Radiac, Bartoldo sculteto, Gelmaro de Ide, Werenzone de Bonne, Egberto de Hove, Ottone de Rune, Jacobo de A et aliis quam pluribus.
(Theodoricus, bisschop van Utrecht, verklaart van Fredericus, abt van Ruinen, de kerken van Steenwijk en Borne verkregen te hebben alsmede de kapel van Westerbork benevens enige tienden voor enige tienden in ruil tegen de kerk van Beilen)
IV. NN van Sepperothe, geboren omstreeks 1165 (zie 65).
V. Christina? van Sepperothe, geboren omstreeks 1172.
Notitie bij Christina?: Krijgt na de dood van haar grootvader het landgoed Lemferding bij Eelde als leengoed van de Bisschop van Utrecht.
Zie verder de vermelding bij haar zuster.
Christina? trouwde met [waarschijnlijk] Barthold, schulte van Eelde. Barthold, is geboren omstreeks 1170, zoon van Johannes, schulte van Eelde en NN van Peize. Barthold, is overleden in 1240, ongeveer 70 jaar oud.
Notitie bij Barthold,: De bisschop van Utrecht stelt in 1206 het Schultambt voor Drenthe in en belast de heren van Eelde erfelijk met deze functie.
De eerste die wordt aangesteld is ridder Bartold in 1206 en die heeft deze functie uitgeoefend tot zijn dood in 1240.
Volgens J W Schaap de stamvader van de schulten van Eelde.
MD Teenstra: In 1206 wordt het schultambt in Drenthe ingesteld en de heren van Peize worden hier erfelijk mee beschonken. Zijnde Bertold van Eelde ridder, 1206-1240; Rutger van Eelde 1263-1290; Rutger II van Eelde 1303-1325; Hendrik van Eelde 1325-1340. Dat betekent dus dat Bertold van Eelde volgens Teenstra,een afstammeling is van een van Peize. (In 1177 is echter reeds sprake van een Johannes als schulte.)
Vermeld in de Quedan narracio in hoofdstuk 27. Hier wordt vermeld dat zijn zoons bij Peize gevangen genomen worden door krijgslieden van de bisschop en worden opgesloten in de Sint Walburgskerk te Groningen.Namen van die zoons worden niet vermeld.
Zie oorkondenboek Groningen-Drenthe volgnrs.
43 (1206) Vermelde namen o.a. Johan van Vollenhove, Herman van Steenwijck, Wolter van Coevorden, de broers Rudolf en Menso van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Pol, Hugo Sturm, Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch, Hendrik van Norg, Walter Radinc, Schulte Bartold, Gelmer van Ide, Werenzone van Bonne, Egbert ten Hove, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
53 (1212) Volker van Coevorden, ridder, Egbert van Groningen, Rudolf van Peize, Johan van Ruinen, Schulte Bertold, Engelbert van Steenwijck.
64 (1 januari 1219) Namen: Rudolf van Coevorden, Egbert van Groningen, Rudolf van Norch, Frederik Redinc; voogden van Ida, vrouwe van de Ese: Gijsbert, Hugo Donker, Herman Clencke, Rudolf Rocke.
67 (10 januari 1224) Namen: de broers Rudolf en Frederik van Coevorden, Johan van Ruinen, Bernard van de Ese, de broers Rudolf en Menso van Peize, Egbert van Groningen, Bertold van Steenwijck, Schulte Bertold van Drenthe, Frederik Rading met zijn broer Walter, Coenraad, schulte van Vollenhove, ridders.
83 (omstreeks 1225, lijst van opbrengsten aan het kapittel van de dom te Utrecht) Namen in Drenthe: Egbert van Groningen, Rudolfs zoon Albert, Leffarts zoon Menso, Thezo’s zoon Johannes, Johan van Ruinen, Johan van Haarlo, Steven van Tuten, Lubbert van Dalen, Philip uit Ide, Otto van Zeegse, Menso van Roden, Rudolf van Langelo, Albert van Uffelte, Rudolf van Norch, Herman van Voorst, Theodorus van Buckhorst, Rudolf van Peize, Zijn broer Menso van Peize, Rudolf Rogge, Rudolf van Coevorden, Schulte Bartold (van Eelde), Bernard te Rothe ?, Resindis, dochter van Hendrik Papinck, Ludolf van Kuinre, Lubbert van Bunne.
160 Otto II van Ruinen, geboren omstreeks 1140. Otto is overleden na 1206, minstens 66 jaar oud.
Notitie bij Otto: Op 1 april 1169 bekrachtigd bisschop Godfried de verkoop van Selwerd door Lutgerus, dienstman van St Maarten aan het klooster te Ruinen. Als getuigen worden vermeld Otto van Ruinen, Hendrik van Cunre, Leffert van Groningen, Everhard van Almelo en Ingelbert van Ramlo.
In 1181 komt Otto voor in een brief van abt Hendrik, samen met Lambert van Peize, en Roelof van Groningen, als getuigen en dienstmannen.
De vermelde kinderen Otto en Johan worden vermeld op:
http://www.pdejong.com/genealogie/parenteel/vanruinen/d1.htm#g3
zonder nadere bronnen.
Kinderen van Otto uit onbekende relatie:
I. Arnold II van Ruinen, geboren omstreeks 1165 (zie 80).
II. [waarschijnlijk] Otto van Ruinen, geboren in 1168.
Notitie bij Otto: Vermeld 1206-1211, ministeriaal en getuige van de Bisschop van Utrecht.
III. [waarschijnlijk] Johan van Ruinen, geboren omstreeks 1170.
Notitie bij Johan: Vermeld 1212 als getuige van Volker van Coevorden.

Generatie 9 (oudbetovergrootouders)

256 [waarschijnlijk] Coenraet van Urk (Oric), geboren omstreeks 1120. Coenraet is overleden na 1148, minstens 28 jaar oud.
Notitie bij Coenraet: OSU nr 394 jaar 1148: Coenraet wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde van 1148 waarin Wigbold, de abt van het klooster Corvey aan Conrad van Oric een bezitting verpacht, gelegen in Meretha (vertaald als Mirdum in Gaasterland). De pacht moet worden voldaan in het huis te Coevorden, bij vrouwe Sigardis, de kameraar van het klooster, of een gevolmachtigde vertegenwoordiger. De akte is getekend in Anlo, een hof van Hartbert bisschop van Utrecht, die als getuige daarbij aanwezig was.
Is in 1152 mogelijk getuige in een akte waarbij bisschop Herman van Utrecht de kerk te Blijdenstede in het bezit stelt der haar door zijn voorganger geschonken goederen. Getuigen dienstmannen: kastelein Otto, Ulricus, Coenradus (van Orc ?), Werenboldus (van Buckhorst ?), Ingelbertus (van Ramele ?), Meinoldus, Radingus (van Vollenhove ?), Alardus (van Gravestorp ?), Marcuardus, Reinnerus en Jonathas. Coenradus (van Urk) was dan dienstman van de bisschop van Utrecht. Waar is niet vermeld, maar het moet een plek zijn dat onder de macht van de bisschop was.
Een mogelijke verwant van Coenraet van Urk is Hendrik de Crane van Kuinre. Deze huwde een kleindochter van Leffert van Groningen, de broer van bisschop Hartbert. Het is dan ook niet vreemd dat Hendrik de Crane behalve Kuinre ook het landgoed Eyen (Een), ten westen van Norg en ten zuidwesten van Groningen, als leenman van de bisschop van Utrecht in bezit heeft gekregen. Dit landgoed lag aan de enige invalsweg naar Friesland in het noorden en paste waarschijnlijk goed in het streven van Hendrik de Crane om meer macht in Friesland te krijgen.
Omdat het wapen van Hendrik van Kuinre lijkt te zijn afgeleid van het wapen van Looz/Loon, komt als mogelijke vader of grootvader van Coenraad, Hendrik van Looz in beeld, naar wie dan de zoon Hendrik van Coenraad kan zijn vernoemd..
Een logische vader lijkt Adelhardus, de eerst vermelde voogd van het hof van Pantaleon in Urck in de oorkonde van omstreeks 1107. Deze Adelhardus was toen nog jong, mogelijk nog niet eens getrouwd. Om de mogelijke lijn zichtbaar te maken is als vader Adelhardus opgevoerd met als grootvader Hendrik van Looz. De naam Coenraad verwijst dan naar Coenraad van Horne, de grootvader van Hendrik van Looz van moeders kant.
Hij trouwde met
257 NN van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. [vader:waarschijnlijk] Hendrik van Cunre van Urk, geboren omstreeks 1140 (zie 128).
262 Leffart van Wierum van Groningen, geboren omstreeks 1110. Leffart is overleden na 1178, minstens 68 jaar oud.
Notitie bij Leffart: Prefect van Groningen. (Naam Leffert oorspronkelijk Lyfrid)
Hij werd benoemd in 1144 door zijn broer Herbert nadat deze de prefectuur aan Egbert van Groenenberg had ontnomen. Deze Egbert was prefect van 1141 tot 1144 en was ook benoemd door bisschop Herbert, maar Egbert lag regelmatig met de Gelkingers in de stad Groningen overhoop.
Volgens MD Teenstra zouden de Groenbergers, na het verwerven van de wereldlijke macht door de bisschop van Utrecht in 1047 zijn aangesteld als leenmannen, maar hun beleid van bevoordeling van familieleden leidde tot groot ongenoegen onder de bevolking, wat in 1105 escaleerde in het ontstaan van de groepering van de Gelkingers, die de bisschop van Utrecht niet meer erkenden als wereldlijk machthebber van Groningen.
Komt voor in een oorkonde van 1177 en 1178 samen met zijn jongere broer Lambert van Peize, Schulte Johannes, Walter Radinc (van Vollenhove) en Arnold Wilde.
Na zijn overlijden worden 3 kleinzoons elk voor een derde beleend met de prefectuur. Deze, Rudolf, Menzo en Hecbert (Egbert), zijn van een dochter getrouwd met Godschalk van Sepperothe (beiden overleden voor hun vader resp.schoonvader).
Volgens M D Teenstra in zijn breedvoerig tijdrekenkundige tafel is Leffart overleden in 1160 (1180?). Zijn kleinzonen waren Lefferd, Rudolf, Menso en Herbert.
Anne Post: Heeft vermoedelijk de (houten) borg Selwerd laten bouwen op de grond die hij als leenman in bezit had. Deze borg stond 3,5 kilometer ten zuidoosten van zijn geboortehuis op de wierde Wierum, toen behorend tot Frisia, waar de Hunze instroomt in het Reitdiep vroeger Koningsdiep.
Hij trouwde met [waarschijnlijk]
263 NN van Ruinen, geboren omstreeks 1117.
Notitie bij NN: Vermoedelijk een nazaat Groenenberg, vanwege de voornamen Egbert en Menzo van haar kleinkinderen.
Kind uit dit huwelijk:
I. NN van Groningen van Wierum (zie 131).
320 Arnoldus van Ruinen, geboren omstreeks 1115 in Ruinen. Arnoldus is overleden na 1141, minstens 26 jaar oud.
Notitie bij Arnoldus: Vermeld als zoon en erfgenaam van Otto in een oorkonde van 1141. Zie bij Otto.
Kind van Arnoldus uit onbekende relatie:
I. Otto II van Ruinen, geboren omstreeks 1140 (zie 160).

Generatie 10 (stamouders)

512 [waarschijnlijk] Adelhardus van Urk, geboren omstreeks 1090.
Notitie bij Adelhardus: Ca. 1107 Abt Herman van Zutphen van het klooster St Pantaleon geeft de hof te Urk in pacht aan Adelhardus, de voogd van dat hof. Het leengoed verkeerde in neergaande staat van exploitatie.
Het wapen van Hendrik van Kuinre, kleinzoon van Adelhardus, heeft sterke overeenkomsten met het wapen van Looz(Loon) en Horne.
Als Adelhardus zijn grootvader is, is een mogelijke overgrootvader Hendrik van Looz(Loon). Van deze Hendrik zijn verder geen gegevens bekend, maar hij past wel in de tijdbalk.
Adelhardus was voogd van het hof te Urk en als verkrijger van het leengoed zullen er (familie)banden zijn geweest, of met de van Zutphens, of met andere betrokkenen bij het klooster St Pantaleon.
Het leengoed Urk van Adelhardus ligt in het graafschap dat op 28 december in het jaar 1107 verkregen is door Hendrik van Zutphen, (zoon van Otto de Rijke van Zutphen), van de keizer, in ruil tegen het leengoed Alzey, waar de keizer belang bij had. Hendrik was even voor de ruiling, op ruim 40-jarige leeftijd voor het eerst getrouwd met de ongeveer 10 jaar oudere weduwe Mathilde van Beichlingen van Northeim. De kans op het krijgen van kinderen door dit echtpaar was klein, en als voorwaarde had de keizer gesteld dat, mocht Hendrik bij zijn overlijden geen wettige mannelijke nakomelingen hebben, bij uitzondering zijn vader, graaf Otto, indien deze dan nog in leven was, het graafschap zou krijgen. In alle andere gevallen zou het graafschap dan terugvallen op de keizer. Het verkrijgen van Alzey was voor de keizer kennelijk van zo groot belang dat hij een deel van Frisia, dat hij in principe al had toegezegd aan de Bisschop van Utrecht, in ruil aanbood aan een nakomeling van één van de machtigste en rijkste graven binnen zijn rijk. Mogelijk zijn er voor de ruiling nog meer afspraken gemaakt en is het huwelijk van Hendrik met Mathilde daar een deel van, evenals het verkrijgen van het leengoed/hofgoed Urk door Adelhardus.
Een familieband tussen Adelhardus en de van Zutphens lijkt voor de hand te liggen. Directe aanwijzingen zijn er echter niet. Een mogelijkheid is dat Adelhardus dezelfde persoon is als Alardus van Wesenhorst, zoon van Godfried van Lohn en kleinzoon van Gerard van Zutphen van Lohn, die een broer is van Otto de Rijke van Zutphen. Godfried en Gerard waren in 1108 al overleden. Een mogelijke aanwijzing is een oorkonde van 1145, waarin keizer Koenraad III de schenking bekrachtigd van de gouwen Oostergo en Westergo in Friesland aan de bisschop van Utrecht. Getuigen hierbij waren o.a. Allardus van Wesenhorst en zijn broer Winemarus. Een bezitter van rechten in een aangrenzend gebied is dan een logische getuige.
Maar het familiewapen van Lohn is een geheel andere dan die van Loon(Looz)(Urk)(Kuinre). Daarom wordt hier Hendrik van Looz(Loon) als mogelijke voorouder opgevoerd. Daarmee wordt de lijn naar van Loon aangegeven, maar ook naar Horne.
Maar alle theorieen zijn vermoedens.
Kind van Adelhardus uit onbekende relatie:
I. [waarschijnlijk] Coenraet van Urk (Oric), geboren omstreeks 1120 (zie 256).
524 Rudolf van Werl van Wierum.
Notitie bij Rudolf: Rudolf van Wierum, de hier opgevoerde vader van Herbert of Hartbert van Wierum, zal een kleinzoon zijn van graaf Rudolf van Fivelgo, vermeld in de oorkonde van mei 1040 waarin keizer Hendrik Drenthe en de stad Groningen en andere goederen schenkt aan de bisschop van Utrecht.
Herman II van Werl had een zoon Rudolf uit een tweede huwelijk waarvan verder niets bekend is. Hij kwam niet in aanmerking voor opvolging als graaf. Na de dood van Herman II werd zijn zoon Bernhard III, uit zijn eerste huwelijk, graaf in de Emsgau en Frisia (tussen Lauwers en Eems). Bernhard had een borg in Emden. Het was gebruikelijk in grafelijke kringen om belangrijke bestuurlijke posities te laten innemen door vertrouwelingen en dan meestal familieleden. Daardoor was de macht beter te handhaven en mogelijk uit te breiden. Het gebied van graaf Bernhard bestond uit meerdere gouwen. Het is dan aan te nemen dat een deel van die gouwen, waaronder Fivelgo en Hunsego, als onderleen door Bernhard aan zijn halfbroer Rudolf is gegeven. De zetel van deze Rudolf zal dan op een strategische plek hebben gelegen in dit gebied. Deze plek is dan Wierum, van waaruit een goede verbinding over zee met Emden bestond. Op dit punt, waar Hunze en Aa samen komen en waar alle verkeer van en naar Groningen te controleren is, zal zeker een borg of versterkt huis hebben gestaan. Kleinzoon Rudolf, vader van Herbert, zal hier gewoond hebben en niet in Bierum zoals deze plaats is vertaald uit het latijn door de samenstellers van de bekende oorkondenboeken van het Sticht.
Zie ook de veronderstelling van Roemeling, vermeld bij Herbert. Rudolf zal dan bekend geweest zijn als Rudolf van Wierum.
Wierum, en meerdere terpen langs de Hunze, waren al bewoond voor het jaar 0.
Zeer waarschijnlijk is de borg Selwerd, net ten zuiden van Wierum, een vervanging van een versterkt huis te Wierum.
Archeologische opgravingen door de stad Groningen, http://gemeente.groningen.nl/stadsgeschiedenis/over-archeologie, toonden aan dat ter plaatse waar de borg Selwerd heeft gestaan, ook sporen zijn gevonden van een eerder ter plaatse gebouwde houten borg of bolwerk, vermoedelijk gebouwd omstreeks 1100-1150. De bouwer is dan een nazaat van Rudolf van Wierum en moet dan Leffart zijn geweest, door zijn broer Herbert, bisschop van Utrecht en bezitter van het gebied Selwerd, benoemd als prefect van Groningen. De afgezette prefect Egbert woonde op de Gruenenborg aan de Hunze. De borg Selwerd is dan het stamhuis van de prefecten van Groningen van het Westfaalse geslacht van Werl / (later van Sepperothe),waarin de naam Rudolf veelvuldig voorkomt. De Gruenenborg aan de Hunze is het stamhuis van de prefecten van het Saksische geslacht Groenenberg of Groenebeke, verwant aan de graven van Brunswijk, waarvan velen de naam Egbert dragen.
Hij trouwde met [misschien]
525 Sigardis? van NN. Sigardis is overleden na 1148 in Coevorden ?.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Herbert (Hartbert) van Wierum, Bisschop van Utrecht, geboren omstreeks 1100. Herbert is overleden op 12-11-1150, ongeveer 50 jaar oud.
Notitie bij Herbert: Vermeld in Quedam Narracio pag.2 als Hartbert en afkomstig van Berum in Frisia.
Bisschop van Utrecht 1139-1150. Daarvoor Domprost van Utrecht.
De aanduiding "Berum in Frisia" wordt verschillend gelezen en er is geen eenduidigheid welke plaats hiermee bedoeld wordt.
Een enkeling meent dat Bierum boven Delfzijl wordt bedoeld, maar anderen denken dat hier Wierum moet worden gelezen.
Men denkt dan aan Wierum boven Dokkum vanwege de toevoeging Frisia. Maar Frisia omstreeks 1100 was het gehele gebied langs de kust tot aan de Weser. Ook het huidige Groningen behoorde daartoe.
Mol en Noomen denken in hun artikel " DE STICHTING VAN DE AUGUSTIJNER KOORHERENABDIJ LUDINGAKERKE EN HAAR RELATIE MET ROLDUC" aan het gebied rond Sexbierum in Friesland en vinden in ieder geval Bierum in Groningen hoogst onwaarschijnlijk.
Roemeling zegt in zijn artikel in de Nederlandscha Leeuw van okt/nov 1973 dat voor Berum niet moet worden gelezen Bierum, maar Wierum, gelegen vlak bij Groningen in een bocht van de Hunze. En dat is veel logischer. De terp Wierum bestaat nog steeds en was vroeger een heel strategisch punt, waar de oude Hunze instroomt in het Reitdiep, toen een open verbinding met de Noordzee. Wie Wierum bezat had de controle over de handel van en naar de stad Groningen.
Wierum wordt al vermeld in een oorkonde van 855. Hierin schenkt een zekere Folker zijn erfgoederen aan de abdij Werden, gelegen in o.a. Humerki, met name genoemd Krassum en Wierum. (Zie oorkondenboek Lacomblet nr. 65)

Omstreeks 1145 liet Herbert, bisschop van Utrecht, een burcht bouwen in Bunne, gelegen in de driehoek Norg-Peize-Eelde. Daarbij ook een kapel en een bierbrouwerij, het geheel omringd door een brede gracht. Na Herberts dood in 1150 kwam de burcht waarschijnlijk in bezit van zijn broer Ludolf, drost van Coevorden, vanwege de latere vermelding van een Ludolf van Bunne.
II. Ludolf van Wierum van Coevorden, geboren omstreeks 1105. Ludolf is overleden omstreeks 1155, ongeveer 50 jaar oud.
Notitie bij Ludolf: Verkreeg van zijn broer Herbert in 1141 Coevorden in leen en de jurisdictie over Drente.
Was daarvoor zeer waarschijnlijk leenman van het landgoed Ansen, allodiaal bezit van de bisschop van Utrecht. Zijn zoon Folker trok zich in 1196 terug op zijn erfgoed Ansen.
Omstreeks 1145 liet Herbert, bisschop van Utrecht, een burcht bouwen in Bunne, gelegen in de driehoek Norg-Peize-Eelde.Daarbij ook een kapel en een bierbrouwerij, het geheel omringd door een brede gracht.
Na Herberts dood in 1150 kwam de burcht waarschijnlijk in bezit van zijn broer Ludolf, drost van Coevorden. Omstreeks 1280 is deze burcht een klooster geworden van een Duitse orde. Een Ludolf van Bunne werd de 5e Land-Kommandeur der Utrechtse Balije en wel van 1286 tot 1288.
Ludolf trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1135 met Johanna van Goor, ongeveer 15 jaar oud. Johanna is geboren omstreeks 1120, dochter van Willem II van Goor. Johanna trouwde later omstreeks 1155 met Floris van Vorenborch (±1125-na 1195).
III. Leffart van Wierum van Groningen, geboren omstreeks 1110 (zie 262).
IV. [moeder:misschien] Lambert van Wierum van Peize, geboren omstreeks 1125. Lambert is overleden na 1181, minstens 56 jaar oud.
Notitie bij Lambert: Wordt in de Quedam Narracio vermeld ten tijde van de bisschop Godfried van Renen (1156-1178) met zijn zoons Rudolf en Menso. Verkreeg van zijn broer Herbert, bisschop van Utrecht het leengoed Peize en bouwde daar een borg.
OSU 486;na 9 maart 1176; Wordt als getuige vermeld in een oorkonde samen met zijn oudere broer Leffert van Groningen, schulte Johannes, Walter Radinc (Vollenhove) en Arnold Wilde.
Komt voor in een oorkonde van 1177/1178 samen met zijn oudere broer Leffert van Groningen. Streed met zijn neven om de prefectuur van Groningen na het overlijden van Leffart van Groningen in 1177.
In een oorkonde van 1181 komt hij als eerste voor onder een aantal ministerialen van de bisschop van Utrecht met Rudolf van Groningen, Otto van Ruinen en Herman de Polle. Overleden na 1181.
Lambert trouwde met NN Mensodr. van NN.
526 [waarschijnlijk] Otto van Ruinen, geboren omstreeks 1093. Otto is overleden na 1141, minstens 48 jaar oud.
Notitie bij Otto: Als moeder van Otto van Ruinen is Adelheid van Zutfen aangenomen. Deze had een zoon Otto waarvan verder geen gegevens bekend zijn. Het wapen van Ruinen bevat drie gele rozen, dezelfde als die voorkomen in het wapen van Gelre/Zutfen. De geboortedatum van Otto van Ruinen is praktisch gelijk aan die van Otto, zoon van Adelheid. Deze Adelheid bezat erfelijke rechten op o.a. de Emsgau, via haar vader verkregen van haar grootvader Godschalk van Twenthe.
zie ndva 1897 blz 219.
De Heren van Ruinen woonden op de havezate Oldenhof bij Ruinen.
De oudst bekende stamvader was een Otto van Ruinen, geboren omstreeks 1093, die in 1139 voor het eerst wordt vermeld als getuige en dienstman van bisschop Andries of Andreas. Deze begiftigde de kerk te Oldenzaal met pachten uit de kerken te Anlo, Beilen, Vries, Eelde, Norch, Roden en Roderwolde. De getuigen hiervan zijn: Hartbertus, Hoofd provoost (de latere bisschop van Utrecht), Albero, provoost van St Pieter, Adelardus provoost (van ?), Hugo, provoost van St Marie, Lutbertus, dekaan van St Martini, Arnoldus, dekaan, allen kanunniken; de vrijen Simon, Leodricus en Henricus; graaf Godfried (van Cuijck g/m Jutta van Werl) en zijn broer Herman ( II van Malsen), Franco van Diepenheim, Wernerus zijn broer, allen dienstmannen; Hugo van Hoonhorst, schulte Frederik (van Coevorden) Otto van Ruinen, Bartold en zijn zoon Gosewijn, Lidulphus van Oldenzaal en vele anderen.
Otto was toen al niet zo jong meer, want bij een belangrijke schenking in 1141 was medeondertekenaar zijn zoon, die toen dus volwassen was.
In die akte van 1141 wordt hij Otto dienstman van St Maarten genoemd. Op zijn verzoek schenkt bisschop Herbert de kerk van Steenwijk aan de kerk St Maria te Ruinen. Otto had die kerk van de bisschop in leen. Otto zelf schonk aan de kerk van Ruinen zijn veen tussen Ruinen en Meppel met alle tienden, twee huizen te Ruinen, het land Gislo, de tienden te Anreep, een huis te Petthe (Pesse) en een huis te Buun. Hij deed dit om de monniken die daar onder de regel van St Benedictus wilden leven, een beter bestaan te geven. In feite dus een schenking aan het gestichte klooster te Ruinen. Getuigen waren o.a. de vrije mannen Hugo, Walter, Rudolf, Godfried en Diederik. De leken Albero, Gerard, Egbert, Werenbold, Everard, Steven, Sieger, Walter en de voornoemde Otto van Ruinen. Verder Wiecher, Herman, Benso, Rodolf, Tidico, Rudericus, Benneco, Alferdus en zijn broer Leferdus, Wazo, Godschalk, Frederik van Coevorden, Arnoldus, de zoon van de bovenvermelde Otto, Anneco. Heppo en vele anderen.

De voorouders van Otto van Ruinen zijn tot op heden niet rechtstreeks te traceren. Ruinen, de Oldehof, was omstreeks 1100 een leengoed van de bisschop van Utrecht, die behalve de kerkelijke macht ook de wereldlijke macht bezat, verkregen op 21 mei 1040 en vermeld in een oorkonde van koning Hendrik III. Koning Hendrik III was eigenaar van alle gronden in Drenthe behalve die van de boermarken in Drenthe, de grond die de Drentse eigenerfde boeren in gebruik hadden ten tijde van Karel de Grote. Deze Karel had namelijk bepaald, na de onderwerping van de Drenten omstreeks 805, dat alle niet bebouwde en bij de boeren niet in bewerking zijnde grond van de koning was. De Drenten waren het hier uiteraard niet mee eens, maar moesten dit onder dwang aanvaarden. Karel gaf delen van zijn grond uit aan getrouwen uit zijn omgeving om dit namens hem te beheren en hij vaardigde een landgoederenbesluit uit, waarbij ridders uit zijn leger een stuk grond kregen waarop zij een landgoed moesten aanleggen, waarop vee moest worden gehouden en produkten moesten worden verbouwd ter voorziening van voedsel voor zijn hoven en zijn leger. Deze landgoederen werden voornamelijk aangelegd op strategische punten en langs hoofdroutes in zijn rijk. In oorkonden van mei 1040 worden enkele in Drenthe met name genoemd, zoals Uffelte, Wittelte, Pithlo, Eyen (Een) en Lintherunge (Lenverding of Lemferding bij Eelde). In latere oorkonden komen de namen van meer leengoederen voor waarop zich ook een versterkt huis bevindt en een kapel, zodat mag worden aangenomen dat ook die hebben behoord tot de vroegste landgoederen. Ruinen behoort daar ook toe. De ridders/leenmannen waren telgen uit adellijke geslachten uit zuidelijker streken.
Ook de voorouders van Otto van Ruinen stammen af van Westfaalse graven die destijds ten tijde van Karel de Grote de macht uitoefenden. Van de oudst bekende heren van Norch (Eyen), Eelde, Peize, Groningen, Coevorden, Steenwijk en Kuinre zijn de voorouders getraceerd. Nazaten van Otto van Ruinen zijn hiermee verwant, maar ook de voorouders van Otto zullen die verwantschap hebben, gezien de roepnamen in de familie. Vermoedelijk loopt ook deze lijn via Zutphen/Gelre naar de streken langs de Rijn.
Het wapenschild van de heer van Ruinen heeft 3 rozen, dezelfde als het wapen van Gelre.
Zie ook: http://www.pdejong.com/genealogie/parenteel/vanruinen/d1.htm
Kinderen van Otto uit onbekende relatie:
I. Arnoldus van Ruinen, geboren omstreeks 1115 in Ruinen (zie 320).
II. [waarschijnlijk] NN van Ruinen, geboren omstreeks 1117 (zie 263).
III. [waarschijnlijk] NN van Ruinen, geboren omstreeks 1120. NN trouwde met [waarschijnlijk] Egbert II van Groenenberg. Egbert is geboren omstreeks 1110, zoon van [waarschijnlijk] Werner? van Groenenberg.
Notitie bij Egbert: Egbert werd in 1143 afgezet door bisschop Herbert van Wierum, die daarna zijn broer Leffart tot prefect van Groningen benoemde.
640 Otto van Ruinen (dezelfde als 526).

Generatie 11 (stamgrootouders)

1024 [waarschijnlijk] Hendrik van Looz (Loon), geboren omstreeks 1065.
Kind van Hendrik uit onbekende relatie:
I. [waarschijnlijk] Adelhardus van Urk, geboren omstreeks 1090 (zie 512).
1048 NN Rudolfszn van Werl, Graaf van Fivelgo.
Hij trouwde met
1049 NN van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. Rudolf van Werl van Wierum (zie 524).
1052 NN van NN, geboren omstreeks 1075.
Hij trouwde met [waarschijnlijk]
1053 [waarschijnlijk] Adelheid van Tecklenburg van Zutphen, geboren omstreeks 1080. Adelheid is overleden vóór 1118, ten hoogste 38 jaar oud.
Notitie bij Adelheid: Volgens http://www.graafschap-middeleeuwen.nl/joomla/index.php/adel/graafschap-zutphen/240-otto-ii-de-rijke.html erft zij de rechten in Agradingouw en Emsgouw en de voogdij van Münster, of krijgt deze als huwelijksgeschenk mee. Zij is waarschijnlijk twee keer getrouwd geweest. De tweede keer met Ecbert van Saarbrücken. Zij stichten het grafelijke huis Tecklenburg.
Vermeld staat dat Adelheid een zoon Otto had. Van deze zoon is verder niets bekend.
Mogelijk dat deze Otto dezelfde is als Otto van Ruinen die omstreeks 1093 moet zijn geboren. Gezien de namen van de nakomelingen van Otto van Ruinen is deze mogelijkheid zeer reeel.
Adelheid trouwde (2) met Egbert van Saarbrücken (±1080-1150).
Kind uit dit huwelijk:
I. [moeder:waarschijnlijk] Otto van Ruinen, geboren omstreeks 1093 (zie 526).

Generatie 12 (stamovergrootouders)

2048 Emmo II (Irmfried) van Looz (Loon), geboren omstreeks 1025. Emmo is overleden op 17-01-1078, ongeveer 53 jaar oud.
Notitie bij Emmo: https://nl.wikipedia.org/wiki/Emmo_van_Loon
Zie ook Arnold Jan Bijsterveld: De volle middeleeuwen (900-1200); Van Karolingische kernregio tot territoriale lappendeken.
Voorheen werd aangenomen dat Emmo de zoon was van graaf Giselbert van Loon, maar waarschijnlijk was hij de zoon van diens broer Arnulf van Haspinga, omdat dit verklaart waarom "Arnold" de steeds terugkerende naam van het geslacht werd.[1]
Emmo’s jongere broer Otto II van Duras was abt in de abdij van Sint-Truiden. Tussen 1046 en 1078 werden Emmo en Otto samen als comites de Los vermeld, hetgeen doet vermoeden dat ze het graafschap samen bestuurden. De stelling dat Emmo trouwde met een erfdochter van Horne is al lang achterhaald;[2] intussen staat vast dat hij trouwde met Swanhilde, dochter van Dirk III van Holland[3]

[1] Geert Souvereyns & Arnoud-Jan Bijsterveld, "De graven van Loon"
[2] Mathias Joseph Wolters, Notice historique sur l’ancien comté de Hornes & sur les anc. seigneuries de Weert, Wessem, Ghoor et Kessenich (Gyselynck, Gent, 1850), p 10 (noot Anne Post: onbetrouwbaar volgens van de Boel)
[3]Henk Verdonk, "Stammen de heren van Herlaer af van de graven van Loon" - in "Het oude land van Loon vol 77 (Hasselt, 1998), p 250-253.

W M van de Boel vindt de vermelde binding van het huis Horne aan het huis Looz/Loon door het huwelijk van Emmo van Looz met Ermengarde van Horn achterhaald en verwijst naar diverse modernere publicaties. Uit later bekend geworden gegevens is Emmo de Looz gehuwd met Swanhilde van Holland, dochter van Dirk III van Holland.
Wanneer we de tijdbalk in acht nemen en de namen van de vermelde kinderen van Emmo dan moet worden aangenomen dat Emmo twee keer getrouwd moet zijn geweest.
Uit de bekende overlijdensdata kan worden afgeleid dat Emmo’s eerste vrouw Swanhilde moet zijn geweest en dat hij daarna getrouwd is met Ermengarde. Arnold en Dirk moeten verwekt zijn na 1055, dus bij Ermengarde en mogelijk ook Hendrik.
Emmo is weduwnaar van Swanhilde van Holland (±1024-±1055), met wie hij trouwde (1), ongeveer 22 jaar oud, omstreeks 1047.
Hij trouwde (2), ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1055 met de ongeveer 15-jarige
2049 Irmengard van Horne??, geboren omstreeks 1040. Irmengard is overleden na 1078, minstens 38 jaar oud.
Notitie bij Irmengard: Vermeld door Roderick W Stuart in Royelty for Commoners, 2002 Baltimore Maryland.
Immo (Emmo)IV , Count of Loos, d. by 17 Jan 1078; md by 1055, Irmengard von Hornes, a widow in 1078; dau of Conrad, Count of Hornes.
Vermoedelijk overgenomen uit het werk van F X Goedhals- Histoire généalogique de la maison de Horne, Bruxelles 1848. Ook te vinden in het boekje van M J Wolters- Notice historique sur l’ancien comté de Hornes et sur les anciennes seigneuries de Weert, Wessem, Ghoor et Kessenich; Gand, 1850.
In 1079 schonk gravin Ermengardis (weduwe van graaf Emmo van Loon) goederen aan het Sint Lambertuskapittel te Luik met de eis dat haar goederen, gelegen te Bree en te Gruitrode geplaatst zouden worden onder de voogdij van graaf Diederik.
Over Horne zie ook: De Heren van Horne van W. M. van de Boel. Deze noemt bovenstaande publicaties hopeloos verouderd en verwijst naar K Korteweg; De rechtsbronnen van Woudrichem en Altena.
Van de Boel zegt op basis van vermeldingen in oorkonden en andere oude geschriften dat er pas in 1102 een Engelbert wordt vermeld met de toevoeging van Horne.
Dat zou betekenen dat Irmengard geen van Horne is.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Arnold I graaf van Looz (Loon), geboren omstreeks 1060. Arnold is overleden omstreeks 1125, ongeveer 65 jaar oud.
Notitie bij Arnold: https://nl.wikipedia.org/wiki/Arnold_I_van_Loon
Arnulf of Arnold volgde zijn vader Emmo van Loon op in 1079 of eerder. In 1086 werd hij ook voogd van de Sint-Pieter te Luik. In 1088 bemiddelde Arnold in een conflict over de opvolging van zijn oom Otto II van Duras als abt van abdij van Sint-Truiden. Hij hielp de Luikse prins-bisschop Hendrik I van Verdun om diens kandidaat aan de macht te brengen. Hiervoor kreeg hij in 1094 de functie van voogd van Sint-Truiden, voor de bezittingen in het bisdom Metz - ondanks fel verzet van Hendrik I van Limburg.

Arnold nam deel aan de Eerste Kruistocht, in het contingent van Godfried van Bouillon. In 1115 erfde hij van zijn schoonvader de functies van burggraaf van Mainz en graaf van Rieneck. Hij werd ook voogd van het stift St.-Peter & Alexander te Aschaffenburg. In 1119 steunde Arnold de kandidatuur van Frederik van Namen voor de functie van bisschop van Luik, die inderdaad werd gekozen.

Het wapenschild van de graven van Loon heeft 5 dwarsbalken van keel op een gouden achtergrond. Het wapen van Rieneck is hiervan afgeleid.
Als geboortedatum komt ook voor >1055 en als sterfdatum tussen 1125 en 1135.
Als moeder ook vermeld Irmengard van Looz.
Arnold trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1090 met Adelheid van Rieneck van Mainz. Adelheid is een dochter van Gerard graaf van Rieneck en burggraaf van Mainz en Hedwich van Blieskastel.
Notitie bij Adelheid: Erfgename van Rieneck.
II. Diederik Heer van Herlaer van Looz (Loon), geboren omstreeks 1062. Diederik is overleden omstreeks 1134, ongeveer 72 jaar oud.
Notitie bij Diederik: Zoon van Emmo, II. graaf van Looz en Irmengarde van Horne
Echtgenoot van Ermengarde van Cuyck.
Broer van Arnold I, graaf van Loon (count de Looz); Otto, heer van Diest; Reinaud van Loon; Hendrik van Loon; Mathilde van Loon en Sophia.
Beroep: keizerlijk opperjachtmeester.
In een oorkonde opgemaakt tussen 1076 en 1099 komen onder de getuigen Theodericus de Herlaer en zoon Poppo voor.
In aanwezigheid van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders en rijksvorsten hield keizer Hendrik IV in mei 1078 te Aken een bijeenkomst en besliste hij in het geschil aangaande de kerk van Echt tussen Dirk van Herlaer, aangesteld in 1076 als voogd van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, en graaf Gerard van Wassenberg. Gerard werd voor de tweede maal veroordeeld om de inkomsten van de kerk te Echt, die hij zich wederrechtelijk had toegeëigend, terug te geven aan de Sint-Servaaskerk. Een priester genaamd Jocundus, heeft in de Vita sancti Servatii een aantal waardevolle vermeldingen neergezet en noemt enkele namen en gebeurtenissen waaruit het bovenstaande blijkt. Dirk van Herlaer moet dezelfde persoon zijn als Diederik van Loon.
In 1087 wordt nogmaals Dirk van Herlaer genoemd.
Wordt vermeld in een oorkonde van 28 december 1107 van keizer Hendrik V, opgemaakt in Aken, waarbij deze in ruil voor het rijksgoed Alzey aan graaf Hendrik van Zutphen een graafschap in Friesland gaf.(Urk en Emelweerd en mogelijk Kuinre)
Daarna nog in een oorkonde van 26 juni 1108 van graaf Floris I van Holland, samen met Gerard van Wassenberg en Hugo van Voorne.
Diederik trouwde, ongeveer 23 jaar oud, omstreeks 1085 met Ermengarde van Cuijk, ongeveer 15 jaar oud. Ermengarde is geboren omstreeks 1070, dochter van Herman van Malsen en Ermengardis van Namen. Ermengarde is overleden in 1134, ongeveer 64 jaar oud.
III. Otto heer van Diest van Looz (Loon).
Notitie bij Otto: Werd door huwelijk voogd van de abdij te St Truiden.
IV. Reinoud van Looz (Loon).
V. Hendrik van Looz (Loon), geboren omstreeks 1065 (zie 1024).
VI. Mathilde van Looz (Loon).
VII. Sophia van Looz (Loon).
2096 Rudolf van Fivelgo van Werl, geboren omstreeks 1010.
Notitie bij Rudolf: De van Werls hadden in die tijd vele graafschappen in leen in het noordelijk deel van het keizerrijk, langs de kust. Ze staan vermeld als graaf in de Emsgau, graaf in Frisia, graaf in Fivelgo.
Hij trouwde met
2097 NN van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. NN Rudolfszn van Werl, Graaf van Fivelgo (zie 1048).
2106 Otto II de rijke van Zutphen, geboren omstreeks 1045. Otto is overleden op 16-04-1113, ongeveer 68 jaar oud. Hij is begraven in Walburgiskerk Zutfen.
Notitie bij Otto: Vermeld als Heer van Zutphen, graaf in Friesland, ondervoogd van Corvey, graaf van Zutphen, Graaf van Corvey en graaf in Noordwestfalen.
1064 Vermeld als graaf Otto. Willem, bisschop van Utrecht, verklaart, volgens opdracht van keizer Hendrik IV, dat graaf Otto op een hofdag, door die keizer te Aken gehouden, waar tegenwoordig was Gerard graaf van Gelre, overgedragen heeft aan Constantijn van Melegarde de advocatie over de horige goederen en personen der kerk te Zutfen, doch voor zich en de wettige erfgenaam van oppidum Zutfen behouden heeft die over de curtis der kerk en over de wastinsigen; de proost ontvangt voor het ruilen van horigen twee solidi of een geitenvel; de keizer staat toe, dat ieder vrije zich en zijne goederen aan de kerk te Zutphen mag opdragen.
(Enkele vermeldingen kunnen niet juist zijn. Hendrik IV werd keizer in 1084; de aanwezige Herman was aartsbisschop van Keulen tussen 1089 en 1099; ook de overige vermelde hoogwaardigheidsbekleders kunnen niet aanwezig zijn geweest. Gerard graaf van Gelder moet dan Gerard I Flamens zijn geweest. Ook aanwezig zou zijn geweest Coenradus hertog van Luxemburg. Dat moet dan de grootvader zijn geweest van Koenraad van Luxemburg die in 1134 trouwt met Ermgard, de dochter van graaf Otto II van Zutfen. De inhoud van het stuk blijkt echter uit latere oorkonden wel juist te zijn)
Wordt vermeld omstreeks 1169 als getuige in een oorkonde van de kerk van Osnabrück als zoon van prefect Godschalk.
27 september 1074. Otto, graaf van Zutfen en Gelre, getuige in de oorkonde, waarbij Anno II, aartsbisschop van Keulen, goederen door Everhard, graaf van Kleef, en zijn vrouw Berta gegeven voor het stichten van een kerk te Neuss, tussen deze en de Dom te Keulen verdeelt. (Ook in dit stuk vermeldingen van getuigen die niet mogelijk zijn. Dat Otto ook graaf van Gelder was op dat moment kan ook niet waar zijn)
Sloet 202; 3 augustus 1101; Otto van Zutfen en Gerard graaf van Wassenberg, zijn aanwezig bij de teruggave door Hendrik graaf van Limburg van het predium Pronsfeld aan de abdij te Prum, ten overstaan van Hendrik IV. Andere aanwezigen: hertog Frederik, markies Burchart, Gerard van Gulik, Wernerus van Groningen, graaf Adolf van Berg en Diederik van Thoneburch.
Sloet 203; 1103; Otto graaf van Zutfen is aanwezig bij het ruilen van goederen tussen de proosten van St Steven te Mainz en van Ravengirsburg, waarbij de eerste de kerk van Alzey verkrijgt.
Sloet 208;1105 graaf Otto vermeld als de herbouwer van de kerk van St Petrus en St Walburgis te Zutfen, ingewijd door bisschop Burchart, die tevens de privileges van de kerk bevestigd.
Uit Henk Verdonk: In 1105 verklaart bisschop Burchard van Utrecht, dat hij, op verzoek van graaf Otto, illustris comitis domini Ottonis, naar Zutphen is gekomen om daar de door deze graaf na een brand her bouwde kerk in te wijden, en nadat hij met de graaf de door mot en vuur beschadigde privileges van de kerk heeft ingezien – op verzoek van de graaf en zijn wettige zonen, ipso cum filiis suis legitimis, die daarover met zijn kanunniken overleg had gepleegd – met de vredesban de goederen van deze kerk bevestigt, en wel over vier met naam genoemde hoven (curtes principales), te weten: te Zutphen, Broekhof, Horstlaar en Rijssel, en over de tien hoeven die graaf Godschalk had geschonken voor de nagedachtenis van zijn zoon Gebehard en al zijn verwanten, en wier voogdij aan de erfgenamen van de Zutphense nederzetting, sola advocatia in manu sua propria et heredum suorum legitimorum huis oppidi retenta, bleef voorbehouden.
Betreffende oorkonde, naar een afschrift uit de zgn. Zutphense rotulus, wordt voor een vervalsing gehouden. Toch mag worden aangenomen dat de inhoud elementen bevat uit een echt stuk. Uit deze oorkonde blijkt dat graaf Otto van Zutphen meerdere zonen heeft gehad.
1107 Hendrik V, Rooms koning, oorkondt dat hij op verzoek van graaf Otto van Zutphen en diens zoon Henricus aan de kerk van Zutphen het recht heeft gegeven dat vrijen zich en hun goed aan haar mogen schenken; aan de proost heeft hij rechtsmacht gegeven en regelt diens bevoegdheden en die van zijn schout; voorts bevestigd hij de graaf in de volledige rechtsmacht in Menardinghamme en in de wildban aan beide zijden van de Isla, welk bezit de graaf en diens voorgangers op grond van eigendomsrecht en niet ingevolge een koninklijke schenking bezaten. Andere getuigen: graaf Cruin, graaf Cono, graaf Hendrik van Kassel, Diederik van Los, Steven en Herman van Oye en graaf Berengarius van Sultebach.
Sloet 210; Oorkonde opgemaakt tussen 1106 en 1128, een lijst van goederen van het stift Corvei, waarin ook het beneficium voorkomt van graaf Otto van Zutfen, voor zijn advocale servitutem, en hoe hij en zijn zoon Hendrik zich goederen hadden aangematigd.
Oorkonde van het stift Corvey tussen 1106 en 1113 opgenomen in het UB van Osnabrück. Overzicht van de inkomsten van abt Erkenbert waarin ook de lenen van graaf Otto en zijn zoon Hendrik worden vermeld.
Uit Henk Verdonk: In een tussen 1106 en 1113 vervaardigde lijst van goederen van abt Erkenbert van Corvey (1106-1128) wordt graaf Otto van Zutphen met zijn zoon Hendrik
genoemd. Volgens deze lijst hield Otto comes Sutfenensis voor zijn diensten als voogd, pro advocati servicio, de hoven Haselünne, Huntlosen en Lastrup in leen van de abdij, alsmede het goed Aldrup, dat door graaf Hendrik, de zoon van Otto, werd geclaimd, comes Heinricus filius Ottonis, en negen boerderijen in Hollwege. Volgens deze goederenlijst had graaf Otto deze voogdij ontvangen uit handen van de hertog, habuit nec advocatiam illam sed advocatiam ducis.
Aangezien de graven van Northeim hoofdvoogd van de abdij van Corvey waren, kan met deze hertog alleen Otto van Northeim zijn bedoeld, die van 1061 tot zijn afzetting door koning Hendrik IV in 1070 hertog van Beieren was. Ook na zijn afzetting bleef hij zich hertog noemen. Omdat Otto van Northeim op 11 januari 1083 overleed, moet graaf Otto van Zutphen in ieder geval vóór deze datum de voogdij over deze goederen in handen hebben gekregen. Zoon Hendrik was gehuwd met Mathilde van Beichlingen, haar vader was voormelde Otto van Northeim. Hendrik ruilt het leen Alzey voor een graafschap in Friesland (Urk en Emelweerd en Kuinre).
Coenradus van Urck verkrijgt later van de abdij Corvey het leengoed Mereta (Mirdum in Gaasterland). Zeer waarschijnlijk zijn er familierelaties tussen Coenraad van Urk en Koenraad van Beichlingen mogelijk, al of niet via Adelhardus de eerste voogd van het leengoed van St Pantaleon in Urk.
Otto trouwde (2), ongeveer 40 jaar oud, omstreeks 1085 met Judith (Jutta) van Arnstein (±1070-1118), ongeveer 15 jaar oud.
Hij trouwde (1), ongeveer 15 jaar oud, omstreeks 1060 met
2107 NN (Irmgard?) van Northeim.
Notitie bij NN: De graven van Nordheim waren erfelijk oppervoogden van de abdij Corvey.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Hendrik I (de oude) van Zutphen, geboren omstreeks 1065. Hendrik is overleden in 1127, ongeveer 62 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Hendrik: Volgens de Algemene Geschiedschrijving van Nederland door J P Arens zou Hendrik in 1123 zijn overleden en opgevolgd zijn door zijn broer Dirk, de bisschop van Münster. Na diens dood werd Ermgard gravin.
Volgens Anton Fahne von Roland in zijn boek Die Dynasten, Freiherren und Grafen von Bochholz zou Hendrik de laatste graaf van Hamaland zijn geweest, overleden in 1127, met als erfgenaam zijn zuster Ermgarde. Aus Bondam, Charterboek der Hertogen van Gelderland, pag 176.
Notitie bij Hendrik: Sloet 206; In een oorkonde opgemaakt tussen 1105 en 1118 (vermoedelijk in 1107) staat vermeld dat Hendrik trouwt met een dochter van Kuno van Nordheim, wiens vader Otto van Nordheim is.
Dit kan, gelet op de tijdbalk, niet juist zijn. De vader van Mathilde moet Otto zijn en Kuno is haar broer.
Sloet 207; In een oorkonde uit het jaar 1105 schrijven de geestelijkheid en de burgerij van Mainz aan keizer Hendrik IV, dat zijn vijanden, bijgestaan door o.a. graaf H, zoon van graaf O, de stad zullen aanvallen. Zeer waarschijnlijk wordt hier graaf Hendrik van Zutfen bedoeld.
Sloet 215; In een oorkonde van 28 december 1107 geeft koning Hendrik V aan graaf Hendrik van Zutfen een graafschap in Friesland (Orch en Emelweert en Kuinre en mogelijk nog een deel langs de zuidkust van Friesland tussen Vlie en Lauwers) en bepaald, dat wanneer Hendrik zonder wettige erfgenaam zal overlijden, zijn vader Otto hem zal opvolgen. Getuigen: graaf Gerard (van Gelre?), graaf Ervinus, graaf Ernest van Homburg, graaf Cono, graaf Hendrik van Kassel, zijn broer Bruno, Fultinus, Witichinus, Diederik van Los, Hendrik van Lateste, Steven en Herman van Oye, Herman graaf van Redellenberg, graaf Berengarius van Sulzbach, graaf Frederik Palatinus, Godfried van Calve, Gerard van Iuwei en broer Gerlach.
In dezelfde oorkonde staat Hendrik af aan de koning het leen Alzey, dus feitelijk heeft er een ruil plaatsgevonden. Zie over Alzey het boek van Henk Verdonk; ISBN 9789012390729.
In het jaar 1114 neemt Hendrik deel aan de oorlog tussen keizer Hendrik V en de Keulenaren.
Is graaf van Zutfen in de jaren 1113 tot 1118.
In een lijst van goederen van het stift Corvey, opgemaakt tussen de jaren 1106 en 1128, komt voor het beneficium van Otto, graaf van Zutfen, voor zijn advocale servitutum en hoe hij en zijn zoon Hendrik zich goederen hebben aangematigd. (Zie Sloet nr.210)
Sloet 224; 1114; Hendrik graaf van Zutfen neemt deel aan de oorlog tussen keizer Hendrik V en de Keulenaren en steunt de Keulenaren.
Sloet 227; 1117; Hendrik graaf van Zutfen is getuige in een oorkonde waarbij Frederik I aartsbisschop van Keulen, de gift van een curia vernieuwde, door zijn voorganger Anno aan de kerk te Zyflich gedaan.
Hendrik trouwde, ongeveer 42 jaar oud, omstreeks 1107 met Mathilde van Beichlingen van Northeim, ongeveer 52 jaar oud. Mathilde is geboren omstreeks 1055, dochter van Otto I van Northeim hertog van Beieren en Richenza van Schwaben. Mathilde is overleden omstreeks 1140, ongeveer 85 jaar oud. Mathilde is weduwe van Koenraad (Konrad) von Arnsberg van Werl (±1050-1092), met wie zij trouwde omstreeks 1070.
Notitie bij Mathilde: Ook vermeld als Mathilde van Northeim.
Sloet 206; In een oorkonde opgemaakt tussen 1105 en 1118 (vermoedelijk 1107) staat vermeld dat Hendrik (van Zutphen) trouwt met een dochter van Kuno van Nordheim, wiens vader Otto van Nordheim is. Dit kan, gelet op de tijdbalk, niet juist zijn. Otto van Northeim is haar vader en Kuno haar broer.
Hendrik en Mathilde bleven kinderloos.
II. Dirk (Diederik II) van Winzenburg van Zutphen, geboren omstreeks 1070. Dirk is overleden op 28-02-1127, ongeveer 57 jaar oud.
Notitie bij Dirk: Bisschop van Münster.
Hij heeft in 1126 voor zijn nagedachtenis en die van zijn ouders zijn erfgoed te Niedermeiser aan het klooster Abdinghof te Paderborn ge schonken en het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn overlijden op 28 februari in het necrologium van dit klooster wordt vermeld.
Het overlijden van de Münsterse bisschop op 28 februari 1127 wordt niet alleen in het necrologium van het klooster Abdinghof genoemd, maar ook in de dodenboeken van het klooster Möllenbeck en de bisschopskerk van Hildesheim.
De inschrijving van bisschop Dirk in het necrologium van Elten, is lang onopgemerkt gebleven. Op 27 februari wordt in dit necrologium het overlijden herdacht van Theodericus Episcopus, met wie ongetwijfeld bisschop Dirk wordt bedoeld.
Hij wordt in de oorkonde van 1127 vermeld als erfgenaam van Zutphen.
Dirk bleef kinderloos.
III. Adelheid van Tecklenburg van Zutphen, geboren omstreeks 1080 (zie 1053).
IV. Gerard van Zutphen, geboren omstreeks 1085. Gerard is overleden omstreeks 1100, ongeveer 15 jaar oud.
Notitie bij Gerard: Vermeld in een oorkonde welke is opgemaakt tussen 1129 en 1133.
Vermeld in de oorkonde van 1134. Zie bij Ermgard.
Moet jong gestorven zijn.

Generatie 13 (stambetovergrootouders)

4096 Arnulf (Arnold) van Looz (Loon), geboren omstreeks 990. Arnulf is overleden omstreeks 1040, ongeveer 50 jaar oud.
Notitie bij Arnulf: De broers Giselbert en Arnulf worden vermeld tussen circa 1015 en 1040 als graven van Loon en Haspengouw.
Graaf van Haspingou.
Uit: Arnoud Jan Bijsterveld; van Karolingische kernregio tot regionale lappendeken.
De graven van Loon stichtten in of voor1027 nabij de burcht in Borgloon een seculier kapittel, gewijd aan St Odulphus.
Zie ook: De graven van Loon; Geert Souvereijns en Arnoud Jan Bijsterveld.
Het graafschap Loon; Jean Baerten.
Hij trouwde met [waarschijnlijk]
4097 Ermengardis.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Emmo II (Irmfried) van Looz (Loon), geboren omstreeks 1025 (zie 2048).
II. Giselbert II van Looz (Loon). Giselbert is overleden na 1070. Giselbert trouwde met Liutgard.
III. Otto II van Duras van Looz (Loon), geboren vóór 1046. Otto is overleden na 1085, minstens 39 jaar oud.
Notitie bij Otto: Vermeld in 1046, 1067 en tussen 1078-1085.
In 1067 zegelt hij een akte van de abdij St Truiden als voogd samen met zij broer Emmo en worden dan als graven van Los vermeld.
"Signum Ottonis advocati et fratris ejus Emmonis, comitis de Los"
Otto trouwde met Oda van Duras.
IV. Godfried van Duras.
V. Adalbert van Looz (Loon), geboren omstreeks 1020.
VI. Herman van Gronsfeld van Looz (Loon), geboren omstreeks 1035.
4098 Conrad van Horn??, geboren omstreeks 1020.
Notitie bij Conrad: De naam van Conon of Conrard van Horne vinden we onder de voornaamste vorsten, die in 1088 in Luik in het "Tribunal de paix verbleven en bekend waren als "l Anneau du palais", de paleiskring, dus een groep edelen die kennelijk de dienst uitmaakten. Bron onbekend.
Kind van Conrad uit onbekende relatie:
I. Irmengard van Horne??, geboren omstreeks 1040 (zie 2049).
4192 Hermann II van Werl, geboren omstreeks 980. Hermann is overleden op 14-05-1025, ongeveer 45 jaar oud.
Notitie bij Hermann: http://nl.wikipedia.org/wiki/Herman_II_van_Werl.
Herman II van Werl (ca. 980 - overleden vermoedelijk na 14 september 1029) stamde uit de hoogste West-Europese adel.
Hij was een zoon uit het eerste huwelijk van de Saksische graaf Herman I van Werl met Gerberga van Bourgondië, een dochter van Koenraad van Bourgondië en Mathilde van Frankrijk.
Herman was graaf van Werl vanaf 997 tot 1024. Hij verwierf ook de graafschappen Lochtrop (bij Eslohe) en Dreigau (in het Sauerland) en in het bisdom Osnabrück. Ook was hij voogd van de abdij van Werden, de abdij van Liesborn, het stift van Meschede en het stift van Oedingen. Oedingen werd door Herman samen met zijn moeder, Gerberga van Bourgondië, gesticht.
Herman was een trouw bondgenoot van zijn halfzuster Gisela van Zwaben en daardoor een tegenstander van keizer Hendrik II. In 1018 werd Herman gevangengenomen door Udo van Stade, neef van de bisschop van Münster in een conflict over het voogdijschap over Liesborn, wat Herman uiteindelijk verloor. In 1019-20 verzette hij zich samen met de Billungen en de paltsgraven tegen de politiek van Hendrik II die sterk op de bisschoppen steunde. Herman kwam ook in conflict met de aartsbisschop van Keulen over voogdijschappen en over de gevangenname van zijn moeder. Na de dood van Hendrik II speelde Herman een belangrijke rol in de verkiezing van Koenraad II de Saliër (de man van Gisela) tot koning van Duitsland.
Herman was in 997 met een onbekende vrouw getrouwd, en hertrouwde in 1007 met Godila van Rothenburg (ca. 968 - 18 juni 1015). Zij was dochter van Werner van Rothenburg (ovl. 1015), neef van bisschop Wigfried van Verdun, en weduwe van Lotharius III van Walbeck. Wegens te nauwe verwantschap werden Herman en Godila geëxcommuniceerd, wat een geliefd middel van Hendrik II was om zijn tegenstanders te dwarsbomen. Herman en zijn eerste vrouw kregen de volgende kinderen:
Hendrik (ovl. na 1051), graaf van Werl, voogd van Höddeken en van de kathedraal van Paderborn en was net als zijn vader in conflict met de bisschoppen van Münster.
Koenraad, Adalbert, Bernard (ovl. na 1066).
Graaf van Werl en van Friesland. Voogd van Soest, Paderborn, Werden en Liesborn. Stichtte het kasteel van Arnsberg. Vader van: Koenraad van Werl-Arnsberg, Hendrik (in 1084 bisschop van Paderborn), Liupold (graaf van Werl-Arnsburg als opvolger van zijn broer). (Deze site is een gedeeltelijke vertaling van een eerdere Duitse site)

http://de.wikipedia.org/wiki/Grafen_von_Werl
Nachfolger von Hermann I. als Erbe der Grafschaft war Hermann II.. Er erbte ganz Südwestfalen.
Hermann II. war ein politischer Gegner des Bischofs Dietrich von Münster und wurde 1018 von Udo von Katlenburg - vermutlich der Vogt und ein naher Verwandter (vielleicht sogar Bruder) des Bischofs - gefangen genommen. Bei diesem Konflikt büßte Hermann auf einer Fürstenversammlung in Goslar die Vogteirechte über das Kloster Liesborn ein. Nach seiner Freilassung schloss sich Hermann trotz seiner Verwandtschaft mit dem Kaiserhaus der Rebellion der Billunger und der Pfalzgrafen gegen die kirchenfreundliche Politik Heinrichs II. an. Dabei spielten wohl auch Ansprüche auf das burgundische Erbe eine Rolle. Im Konflikt stand er auch mit dem Erzbischof Heribert von Köln. Auch dabei ging es um Vogteirechte. Hermann war zusammen mit seiner Mutter Gerberga Stifter des Klosters Oedingen, dessen Vogt er auch wurde.
Nach dem Tod Kaiser Heinrichs II. kam es in Werl zu einer Versammlung sächsischer Grafen, um die Wahl des Saliers Konrad zum Kaiser vorzubereiten. In den folgenden Jahren nahm Hermann II. mit seinen Söhnen an mehreren sächsischen Adelsversammlungen Teil. Dabei wurde Hermann nach dem Herzog meist an zweiter Stelle genannt. Graf Hermann war einer der Vögte des Klosters Werden. Nachdem sich der dortige Abt Hettharnich über Eingriffe Hermanns beim Kaiser beschwert hatte, wurden dem Grafen unter anderem die Höfe bei Arnsberg und weitere Besitzungen übergeben; dafür verzichtete die Grafenfamilie auf weitere Ansprüche gegenüber dem Kloster. Dadurch konnte der durch Erbteilungen geschrumpfte Besitz des Hauses wieder einigermaßen konsolidiert werden.[7]
Hermann trouwde (1) met NN von NN.
Hij trouwde (2), ongeveer 27 jaar oud, in 1007 met de 29 of 30-jarige
4193 Godila von Rothenburg, geboren in 977. Godila is overleden op 18-06-1015, 37 of 38 jaar oud. Godila is weduwe van Lothar III graaf von Walbeck (ovl. 1003).
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Bernard III (van Arnsberg) van Werl, geboren in 1010. Bernard is overleden omstreeks 1080, ongeveer 70 jaar oud.
Notitie bij Bernard: Graaf van Werl en in Frisia. Voogd van Soest, Paderborn, Werden en Liesborn. Stichtte het kasteel van Arnsberg.
Mogelijk de graaf Bernhard genoemd in een oorkonde van 24 oktober 1062 waarvan het origineel zich bevind in het Koninklijk Staatsarchief in Hannover; Koning Hendrik IV geeft aan de aartsbisschoppelijke stoel te Hamburg de graafschappen van graaf Bernhard in de gouwen Emsgau, Westfalen en Enger.
Ook: Padua 1096 waarin keizer Hendrik IV aan de Hamburgse kerk teruggeeft, de graafschappen die graf Bernhard in de Emsgau en Westfalen in bezit had.
Uit Adam von Bremen "Hamburgische Kirchengeschichte": die Grafschaften Bernhards
[116 Graf Bernhard II. von Werl (+ um 1079/89) besaß den Emsgau um Emden und Leer. Schenkung am 24. Oktober 1063. May Reg. 280. Vgl. III, 46,49. - Graf Ekbert von Braunschweig, Markgraf von Meißen (1038-1068) hatte sich wohl des Hunesgo und Fivelgo bemächtigt, vgl. III, 8 mit Anm. 31; III, 46,49. May Reg. 250. Verleihung an Bremen am 25. April 1057. Verlust 1066.]
und Ekibrects, endlich die Güter Sincicum, Plisna, Groningon, Dispargum und Lismona.
Bernard trouwde met NN van NN.
II. Rudolf van Fivelgo van Werl, geboren omstreeks 1010 (zie 2096).
III. Mathilde van Werl, geboren omstreeks 1012.
4212 Godschalk van Twenthe van Verdun, geboren omstreeks 1010. Godschalk is overleden op 16-12-1063, ongeveer 53 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Godschalk: Gesneuveld op het slagveld in Noordwestfalen.
Notitie bij Godschalk: Zie: http://www.graafschap-middeleeuwen.nl/zutphen/godschalk-i-twente.html#ConflictFriesland
Graaf van Agradingouw, Emsgouw, Hetter, Twente en pagus Westfalen en heer van Zutphen.
Vermeld als leengraaf van Noord Hamaland, graaf in Bochum, graaf in Twenthe, leengraaf in Hettergouw, stichtsvoogd van Münster en voogd van Liesborn; voogd van de kapittelkerk in Zutphen en eigenaar van de burcht in Zutphen.
Godschalk sneuvelde in Friesland in het leger van bisschop Adalbert van Bremen.
In een oorkonde van 1059 zegt bisschop Wilhelmus van Utrecht dat een langdurig geschil omtrent tienden met de heren van Zutfen is opgelost. Graaf Godschalk, zijn vrouw Adelheid en hun zonen Gebehard en Otto krijgen de tienden van Lochem toegekend.(Sloet nr 173) Als Gebehard geen schrijffout is van Gerhard moet worden betwijfeld of Godschalk de vader is van de hier vermelde kinderen.
zie ook: http://wiki-de.genealogy.net/Loen_zu_Lohn,_von
Gottschalk (urk. 1026-1059, + (gefallen) 1063/64, im Dienst des Erzbischofs Adalbert von Bremen im Kampf um Friesland), war Graf von der Twente, Präfekt und Vogt der Stifte Münster und Borghorst, Sohn Hermanns, Graf im Drein-, Lochtrop- und Hessengau, Vogt von Werden. Er heiratet vor 1059 Adelheid, Erbin von Zutphen (1059) und Waldenburg, Tochter des Grafen Liudolf, Vogt von Brauweiler, (*um 995) und Besitzer der Herrschaften Zutphen und Arnheim.
Hij trouwde, ongeveer 25 jaar oud, omstreeks 1035 met de ongeveer 20-jarige
4213 Adelheid van Zutphen, geboren omstreeks 1015. Adelheid is overleden omstreeks 1070, ongeveer 55 jaar oud.
Notitie bij Adelheid: Vermeld als gravin van Zutphen, erfgenaam van Waldenburg, erfgenaam van Zutphen, erfgenaam voogdij van Borghorst, erfgenaam voogdij van Münster.
Ook vermeld als Adelheid van Lotharingen.
Adelheid is weduwe van [misschien] Rutger van Kleef (±1010-±1030), met wie zij trouwde (1), ongeveer 15 jaar oud, omstreeks 1030.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Gerard I (Gebhart?) van Zutphen van Lohn, geboren omstreeks 1043. Gerard is overleden omstreeks 1092, ongeveer 49 jaar oud.
Notitie bij Gerard: Vermeld in een oorkonde van 1059 van bisschop Wilhelm van Utrecht, waarin de geschillen tussen de voorgangers van de bisschop van Utrecht met de Heren van Zutphen worden bijgelegd. Vermeld staan graaf Godschalk met zijn vrouw Adelheid en hun zonen Gebhart en Otto.
Wordt in 1064 als erfgenaam van zijn oom Rupert, graaf van het gebied Noord-Zutphen en in 1086 graaf van Laon of Loen of Lohn.
(Opmerking Anne Post: Rupert was een zoon van Ermintrud, de zuster van zijn moeder Adelheid van Zutphen.)
http://www.graafschap-middeleeuwen.nl/lohn/gerhard-i-lohn.html
Grote kans dat Gerhard I al tijdens zijn vaders leven in diens voetsporen in pagus Westfalen en, misschien, de Hetter treedt.
In ieder geval komt hij in 1086 samen met zijn zoon Godschalk I voor met de toenaam Lohn, maar dan zonder grafelijke titel: "Gerhardus de Laon. Godascalcus filius eius".
Het geslacht Lohn heeft vele zijtakken waaronder de families Van Der Heiden, Wesenthorst, Varsseveld en Silvolde.
Zie ook: http://wiki-de.genealogy.net/Loen_zu_Lohn,_von
"Gerhard von Loen, Gf. v. Nordzutphen, geboren um 1043 (urk. 1059-1086, 1092 + 1059) um 1064 als Erbe seines Onkels Rupert, 1086 Gf. zu Loen, oo Irmgard N. Kinder:
Edelherr Godschalk I. von Lohn, Herr z. Rees (1085 –1092)
Ruprecht (Rupert) war sein Vorgänger als Graf von (Nordwest-) Zutphen, Herr in der Hetter / Elten, Lochem a.d.Berkel (1045/1064) und war verheiratet mit Irmtrud v. Aspel, welche sich nun Gräfin von Zutphen nannte und eine Nichte Kaiser Konrad II. und eine Schwester Irmgards v. Aspel war.
Zu dessen Zeit, im Jahre 1046 lag die Grenze der Grafschaft des Rupertus zu Zutphen, „in Hamalanda sito“, auch bei „de Hunne ad Weicstapolon“ oder Weggestapelen, zwischen Bathmen und Holten, bei "Loo" an der Schipbeek, „inde ad Westerfle“ oder Westerflier bei Diepenheim. Hier könnte der Sitz der späteren Familie von "Loen" zunächst vermutet werden.
Lochem an der Berkel lag 1059 in der Utrechter Grafschaft des Ruprecht. Hier war ein Streit um den Zehnten zu Lochem zwischen Godschalk, Präfekt von Gennep, Besitzer der Herrlichkeit (Süd-)Zutphen (Graafschap mit Arnheim) und Ruprecht, Graf zu (Nord-) Zutphen entstanden, welcher vom Utrechter Bischof Wilhelm I. von Poitou (1054-1076) beigelegt wurde."
Zie ook MD Teenstra: Jaar 1085. Gerhard I wordt erfgraaf van geheel Gelderland en regeert tot 1117.
Gerard trouwde met Irmgard. Irmgard is geboren omstreeks 1045.
II. Otto II de rijke van Zutphen, geboren omstreeks 1045 (zie 2106).
III. Gottschalk van Gennep, geboren omstreeks 1060. Gottschalk is overleden na 1096, minstens 36 jaar oud.
Notitie bij Gottschalk: Prefect van Gennep; vermeld in oorkonden tussen 1075 en 1096.
IV. Heribert van Gennep, geboren omstreeks 1062. Heribert trouwde, ongeveer 18 jaar oud, omstreeks 1080 met Hedwig.
V. Umbert van Zutphen, geboren omstreeks 1065. Umbert is overleden na 1093, minstens 28 jaar oud.
Notitie bij Umbert: Monnik in Corvey, later abt van het klooster Abdinghof in Paderborn.

Generatie 14 (stamoudouders)

8192 NN van NN.
Notitie bij NN: NN, de vader van Balderik en broers is mogelijk Rudolf II, graaf in de Haspengouw in 967, broer van Balderik I die tussen 955 en 959 bisschop van Luik was.
Uit: De graven van Loon van G Souvereyns en A J Bijsterveld.
Ook in aanmerking komt Otto van Kamerijk van Looz g/m Liutgard van Namen. Zie:
JONGBLOED H.H., De Flamenses in de 11e eeuw. Hij poneert dat de oudste graven van Loon en bisschop Balderik II van Luik zonen zijn van Odo/Otto ‘van Loon’ en Liutgard van Namen. Odo/Otto zou de zoon zijn van Arnulf Isaaczoon van Kamerijk en Bertha, dochter uit het huwelijk van Nevelong met een dochter van Reinier II. Hij baseert zich bij deze reconstructie van de oudste genealogie van de graven van Loon onder meer op de vaststaande verwantschappen (zoals die van bisschop Balderik II van Luik met Arnulf van Valenciennes, graaf Balderik († 1021) en de familie van Florennes).
Kinderen van NN uit onbekende relatie:
I. Balderik II bisschop van Luik. van Looz (Loon), geboren omstreeks 980. Balderik is overleden in 1018, ongeveer 38 jaar oud. Hij is begraven in Luik; st Jacobsabdij;.
Notitie bij Balderik: Zie: dr. J Baerten;Het graafschap Loon (11de - 14de eeuw) Assen 1959 van Gorcum.
Was bisschop van Luik tussen 1008 en 1018.
II. Giselbert I van Looz (Loon), geboren omstreeks 985. Giselbert is overleden omstreeks 1032, ongeveer 47 jaar oud. Hij is begraven in Luik; st Jacobsabdij.
Notitie bij Giselbert: De broers Giselbert en Arnulf worden vermeld tussen circa 1015 en 1040 als graven van Loon en Haspengouw.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Giselbert_van_Loon
Giselbert van Loon (ca. 980 - ca. 1045) was de eerste graaf van het graafschap Loon dat een leen was van het graafschap Haspinga.
Hij was graaf en is vóór 18 mei 1046 overleden. Giselbert nam het initiatief om in Borgloon, het eerste centrum van het graafschap, een burcht te bouwen. De burcht was een motte op een heuvel, met een zaal en een kapel in de voorhof, die voorhof vormt de kern van het latere stadje Borgloon. Het kasteel zelf is verwoest en de motteheuvel is in de 19e eeuw afgegraven.
1015-1016. Bisschop Balderik II stelt zijn broer Giselbert aan tot voogd van de St Jacobsabdij te Luik.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Graafschap_Loon
Een graaf van Haspinga was Arnold, een broer van Giselbert, de eerste graaf van Loon. De leenrechtelijke band tussen hen beiden ontstond hoogstwaarschijnlijk bij de regeling van de erfopvolging door hun vader Rodolf. Arnold en Giselbert hadden een broer, bisschop Balderik II van Luik, die mogelijk een rol heeft gespeeld bij de afstand van het Graafschap Haspinga aan Luik. De graaf bezat ook gebieden in Waals Haspengouw en op de rechteroever van de Maas. Voor de rechtspraak was hij een vazal van de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Na Giselbert regeerde zijn zoon Emmo van Loon van 1046 tot 1079.
(Een nieuwere zienswijze is dat Emmo een zoon is van Arnulf of Arnold, de broer van Giselbert)
Vervolgens regeerden Arnold I van Loon, Arnold II van Loon, Lodewijk I van Loon, Gerard. Gedurende het bestuur van Gerard verhuisde de hoofdplaats van het graafschap naar een nieuwe grafelijke burcht in Kuringen genoemd het Prinsenhof. De meer centrale ligging en de nabijheid van de abdij van Herkenrode die hij in 1182 stichtte en die als mausoleum voor het grafelijk geslacht kon dienen, verklaarde deze wisseling.
Vervolgens bestuurden Lodewijk II van Loon en Arnold III van Loon het graafschap. Deze laatste schonk samen met zijn zus Machtildis, abdis van Munsterbilzen in 1220 een kapel met een miraculeus Mariabeeld met aanhorigheden en de rechten aan de Duitse Orde waaruit later de landcommanderij Alden Biesen ontstond. Arnold III stierf echter kinderloos. Lodewijk III van Loon die het eerder verworven graafschap Rieneck bestuurde en zoon van de jongere broer van Arnold III volgde hem op.
Na deze tussengraaf bestuurde zijn opvolger Arnold IV het graafschap meer dan 50 jaar. Hij huwde met Johanna, de enige dochter van de graaf van Graafschap Chiny. Na de dood van zijn schoonvader erfde hij het uitgestrekte Graafschap Chiny. Na deze graaf kwamen de graven Jan van Loon en Arnold V van Loon(1279-1323). Vijf van de acht kinderen van Arnold V traden in de Duitse Orde. Eén van hen, Gerard van Loon was van 1317 tot 1324 landcommandeur van de Landcommanderij Alden Biesen.
Na het kinderloos overlijden van Arnolds V opvolger, graaf Lodewijk IV van Loon in 1336 eiste zijn neef, Diederik van Heinsberg de titel op. Pas in 1346 ging de prins-bisschop met deze dubieuze machtswissel akkoord. Toen ook Diederik kinderloos stierf en zijn neef, Godfried van Dalenbroek de titel opeiste, was de maat voor Luik vol en werd het graafschap, na een lange strijd in 1366, ingelijfd nadat een andere pretendent en lid van de grafelijke familie, Arnold van Rummen, zijn aanspraak op de titel tegen een lijfrente van de hand deed aan de Luikse prins-bisschop.
Giselbert trouwde met Erlande van Geldenaken.
III. Arnulf (Arnold) van Looz (Loon), geboren omstreeks 990 (zie 4096).
8384 Herman (I) van Werl, geboren omstreeks 960. Herman is overleden op 13-07-995, ongeveer 35 jaar oud.
Notitie bij Herman: http://de.wikipedia.org/wiki/Grafen_von_Werl
Der erste sicher bezeugte und einer der bedeutendsten Träger des Namen war Hermann I. (erstmals urkundlich erwähnt im Jahr 987). Auf dem Höhepunkt seines Einflusses beherrschte Hermann I. ein Gebiet, zu dem das spätere Herzogtum Westfalen, die Grafschaft Mark (beide im Sauerland), der Süden des Münsterlandes sowie der nördliche Teil des Fürstbistums Paderborn gehörten. Zum Teil reichte der Einfluss bis in die Gegend des heutigen Schleswig-Holstein.
Für die bedeutende Stellung Hermanns I. spricht seine Heirat mit Gerberga von Burgund, einer Tochter des Königs Konrad III. von Burgund. Durch diese Heirat muss Graf Hermann in den Großadelsstand aufgestiegen sein. Kinder des Paares sind Hermann II., Rudolf (auch Ludolf genannt) und Bernhard von Werl. Alle drei Söhne haben nach Übernahme der Erbschaft den Grafentitel erworben.
Nach dem Tod Hermanns I. heiratete Gerberga Hermann von Schwaben. Aus dieser Ehe stammte unter anderem Gisela von Schwaben, spätere Gemahlin Kaiser Konrads II.. Damit bestanden auch verwandtschaftliche Beziehungen der Grafen zum salischen Königshaus.
Zu den Nachkommen gehören der Haupterbe Hermann II., Rudolf von Werl und Bernhard von Werl. Es spricht nach Leidinger einiges dafür, dass die Äbtissin Ida/Hitda, die mögliche Stifterin des Hitda-Codex, eine Tochter Hermann war.[4]
Die Brüder Rudolf (auch Ludolf genannt) und Bernhard (I.) erhielten Teile des väterlichen Besitzes im Nordosten und Westen. Rudolf von Werl erbte die Groningerlande. Er hatte einen Sohn mit Namen Hermann III., der um 1045 Richenza (Werl-Northeim) geheiratet hatte. Seine Enkelin Oda heiratete um 1065 Udo von Stade. Ein weiterer Sohn könnte der Bischof von Paderborn Rudolf/Rotho gewesen sein.[5]
Bernhard von Werl war Graf am westlichen Hellweg und im östlichen Münsterland. Möglicherweise war er um 1027 auch Vogt des Stifts Essen. Ob er tatsächlich, wie Albert K. Hömberg meint, als Bernhard von Werl-Hövel Begründer der Linie der Grafen von Hövel war, ist nach Forschungen von Paul Leidinger nicht sicher.[6]
Toevoeging Anne Post:
Herman von Werl was Graaf in Groningerland. Dit gebied, exclusief de nederzetting Groningen, behoorde tot het bisdom Münster.Drenthe en de nederzetting Groningen behoorden tot het bisdom Utrecht.
Dat het Groningerland tot het bisdom Múnster is gaan behoren is historisch te verklaren. Karel de Grote benoemde tot eerste bisschop van Münster, Liudger. Liudger was de prediker van het geloof in " Frisia"’ en was als beloning voor zijn goede werk vereerd door Karel de Grote met het bisdom Münster. Liudger was ook de stichter van het klooster te Werden aan de Roer, nu een deel van de stad Essen.(Gesticht op familiegrond, volgens Westfaalse bronnen). Liudger voegde aan zijn bisdom toe, met instemming van Karel de Grote, die gebieden waar hij gepredikt had. Dat waren de gouwen Humsterland, Hunsingo, Fivelgo, Emsgo en Federgo (de laatste twee in Oost Friesland). Deze gebieden lagen niet aangesloten aan het overige deel van het bisdom Múnster. Een enclave dus, maar waarmee hij hecht was verbonden. Dat verklaart ook de vele bezittingen in Groningerland die aan het klooster Werden zijn geschonken. En dat komt ook omdat Liudger in Frisia gepredikt had vanuit Wierum, niet het Wierum in de huidige provincie Friesland maar Wierum boven Groningen. Precies op de hoek waar de oude loop van de Hunze, het Selwerderdiepje, aansluit aan het Reitfiep. Een strategisch punt, waar één van de eerste oude borgen rond de stad Groningen moet hebben gestaan. De andere, de Gruenenborgh, stond ten oosten van de stad, aan de Hunze, op een schiereiland en in het zich van de stad. Nu ligt er de Finse haven. Maar Wierum bestaat nog steeds. En hier zal Herman van Werl ook vertoefd hebben als hij zijn leengebieden bezocht. Ook zijn achterkleinzoon Leffard van Groningen, is waarschijnlijk hier geboren en niet afkomstig van Bierum, zoaks in veel artikelen is vermeld.
Hij trouwde met
8385 Gerberga van Bourgondië, geboren omstreeks 965. Gerberga is overleden na 1016, minstens 51 jaar oud. Gerberga trouwde (2) met Herman II von Schwaben.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Hermann II van Werl, geboren omstreeks 980 (zie 4192).
II. Rudolf I van Werl, geboren omstreeks 985. Rudolf is overleden op 12-07-1044, ongeveer 59 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Zie: http://www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/werl_grafen_von/rudolf_graf_von_werl_um_1044/rudolf_graf_von_werl_+_um_1044.html (artikel Paul Leidinger)
Graaf van Fivelgo(uw) volgens de bronnen tussen 1031 en 1038. Zie www.graafschap-middeleeuwen.nl/
Komt ook voor als Ludolf von Werl. Geboren tussen 982 en 986. (de.wikipedia.org)
Vermeld in een oude Tabula van de Keulse kerk: XI Ludolphus Comes dedit Werle et quicquid propietatis habuit in Episcopatu Coloniensi et insuper tantum de sylua Lur quantum remansit fratri suo Conrado.(jaar 1000)
www.graafschap-middeleeuwen.nl/hamaland/ondergang-hamaland.html
vermeld 1031-1038; graaf aan de Groninger kust.
Rodolf (Rudolf) wordt als graaf genoemd in de oorkonde van 21 mei 1040 waarin koning Hendrik III de landgoederen Eyen en Linfherunge schenkt aan de Utrechtse kerk, welke goederen ingevolge rechterlijke uitspraak zijn ontnomen aan Uffo en zijn broers.
Na zijn dood in 1044 wordt Godfried als graaf van Fivelgo genoemd, waarschijnlijk Godfried II met de baard van Lotharingen. Deze kwam in opstand tegen de keizer, Hendrik III, die vervolgens in 1047 aartsbisschop Adalbart van Bremen met Godfried’s graafschap beleende. Deze was vermoedelijk Adalbert, zoon van Rudolfs broer Herman II van Werle.Betwijfeld moet worden of Godfried ooit Fivelgo heeft bezocht, daar hij tot zijn dood in 1069 hoofdzakelijk in zuid europa actie was.

http://de.wikipedia.org/wiki/Rudolf_von_Werl
Über ihn ist nur wenig bekannt. Seinen Namen verdankte er seinem Onkel. Über seine Enkelin Oda wurde der Vorname von den Grafen von Stade übernommen. Er war Inhaber einer Reichsgrafschaft im Groningerland (Hunse- und Fivelgo). In dieser Eigenschaft ist er noch um 1040 durch Quellen zu fassen. Möglicherweise hat er im Emsland auch Vogteirechte des Klosters Werden verwaltet. Er scheint 1018/19 die Opposition seines Bruders Hermann gegen Heinrich II. und 1025 bis 1027 die Opposition von Mathilde gegen Konrad II. unterstützt zu haben. Er hatte einen Sohn mit Namen Hermann, der um 1045 Richenza aus dem Haus der Ezzonen geheiratet hatte. Ein Sohn könnte der Bischof von Paderborn Rudolf/Rotho gewesen sein. Das Totenbuch von Essen verzeichnet ihn am 12. Juni als „Rudolphus comes.“

Zie ook: Opstellen van D J Henstra over middeleeuws Friesland. De Winsumer koninklijke oorkonde van 1057.
http://books.google.nl/books?id=whUETwVMSk0C&pg=PA149&lpg=PA149&dq=rudolf+von+werl&source=bl&ots=_E_VxKJ-p0&sig=X53q1c17M85HFa-O-8rQqJ_dDyQ&hl=nl&sa=X&ei=KWTcUd3HPIjHPOLqgMgB&ved=0CE8Q6AEwBTgK#v=onepage&q=rudolf%20von%20werl&f=false
Rudolf trouwde met Adelheid (van Saksen) van Verdun. Zie 16848,VII voor persoonsgegevens van Adelheid.
III. Bernhard II van Werl, geboren omstreeks 1000. Bernhard is overleden in 1067, ongeveer 67 jaar oud.
Notitie bij Bernhard: Bernard (ovl. na 1066). Graaf van Werl en van Friesland. Voogd van Soest, Paderborn, Werden en Liesborn. Stichtte het kasteel van Arnsberg. Was waarschijnlijk ook voogd van het stift Essen. Ook vermeld als graaf von Hövel of Hoevel.
Vermeld in een oorkonde van 24 oktober 1062, opgemaakt in Regensburg, waarin koning Hendrik IV aan de aartsbisschoppelijke stoel te Hamburg de graafschappen van graaf Bernhard in de Emsgau, Westfalen en Enger overdraagt. (Oorkondenboek van OstFriesland nr. 5)
Naamsvermelding in 1096, Ostfriesisches Urkunden Ernst Friedlander; Keizer Hendrik IV geeft de Hamburgse kerk de graafschappen terug die graf Bernhard in Emsgau en in Westfalen heeft bezeten.
IV. [waarschijnlijk] Ida van Werl (van Meschede). Ida is overleden na 1020.
Notitie bij Ida: Abdis van Meschede
V. [waarschijnlijk] Adolf I van Werl (von Keldachgouw). Adolf is overleden in 1041. Adolf trouwde met NN von NN.
8424 Herman van Ename van Verdun, geboren omstreeks 967. Herman is overleden op 28-05-1029, ongeveer 62 jaar oud.
Notitie bij Herman: graaf van Brabant en graaf van Verdun.
Ook vermeld als graaf van Nifterlaka.
Hij trouwde met
8425 Imma van Haspengau, geboren omstreeks 970.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [vader:waarschijnlijk] Ermgard van Verdun.
II. Godschalk van Twenthe van Verdun, geboren omstreeks 1010 (zie 4212).
8426 Liudolf van Lotharingen, geboren omstreeks 993. Liudolf is overleden op 11-04-1031, ongeveer 38 jaar oud. Hij is begraven in Klooster Brauweiler.
Notitie bij Liudolf: Graaf van Bonngau, graaf van Zutphen van 1025-1031, heer van Waldenberg, voogd van Münster, voogd van Brauweiler, bannerheer van Keulen. Heer van Alzey en Walberg.
Op een grafschrift in de abdij van Brauweiler staat dat Ludolf, de zoon van paltsgraaf Ezzo en Mathilde, de dochter van keizer Otto II, gehuwd is met Mathildis Ottonis Zutphaniae comitis filia. In de Fundatio monasterii Brunwilarensis staat dat zij twee zonen kregen, Hendrik en Cuno, die beide kinderloos zijn gestorven.
De abdij is gesticht door Ezzo en Mathilde. Ludolf was voogd van de abdij.
Henk Verdonk neemt in zijn boek "Alzey-Zutphen; Een onderzoek naar het rijksleen Alzey van de graven van Zutphen", pagina 331, de stelling in dat hier de familieverhoudingen duidelijk zijn aangegeven en dat uit niets blijkt dat Liudolf en Mathilde één of meerdere dochters zouden hebben gehad.
Dat is mijns inziens te kort door de bocht. Vrouwelijke nakomelingen kunnen vaak alleen worden afgeleid uit vermeldingen in oorkonden of andere stukken die betrekking hebben op de echtgenoot. Het is wel zaak daarbij te letten op de tijdbalk en dat geen generatie wordt overgeslagen.
Ook vermeld als Ludolph de Lorraine en Liudolf van Brauweiler.
Tekst zie ook Sloet nr 156; oorkonde van 11 april 1031.
Hij trouwde, ongeveer 27 jaar oud, omstreeks 1020 met de ongeveer 17-jarige Mathilde van Zutphen.
Notitie bij het huwelijk van Liudolf en Mathilde: Ook vermeld als Luidolf van Lotharingen.
8427 Mathilde van Zutphen, geboren omstreeks 1003. Mathilde is overleden na 1031, minstens 28 jaar oud.
Notitie bij Mathilde: Was erfdochter van het bezit van haar vader Otto.
Verkreeg Alzey als morgengave of weduwengoed in 1031 bij de dood van haar man Liudolf, paltsgraaf en eerste voogd van de abdij Brauweiler. Hun zoontje Hendrik stierf in hetzelfde jaar. Zie W. Bader; Die ehemalige Benediktinerabtei Brauweiler in Pulheim bei Köln; 1976.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Adelheid van Zutphen, geboren omstreeks 1015 (zie 4213).
II. Cuno van Lotharingen, geboren omstreeks 1015.
III. Hendrik I van Lotharingen, geboren omstreeks 1020. Hendrik is overleden omstreeks 1031, ongeveer 11 jaar oud. Hendrik bleef ongehuwd. Hendrik bleef kinderloos.
IV. Mathilde van Zutphen, geboren omstreeks 1020. Mathilde is overleden in 1076, ongeveer 56 jaar oud.
Notitie bij Mathilde: 1076. Hidolf, aartsbisschop van Keulen, bevestigt de abdij Siegburg in het bezit van Straelen, de helft dadelijk, de andere helft na dode van Ermentrude, die de precarie van de kerk heeft. De gegeven helft van Straelen is in 1064 door Bruno van Kessel geschonken aan de aartsbisschop Anno II van Keulen en is afkomstig uit het familiebezit van zijn vrouw Mathilde van Zutphen. In 1076 is Mathilde dus overleden en haar zuster Ermintrude leeft dan nog.
Mathilde trouwde met Bruno von Heimbach graaf van Kessel. Bruno is geboren omstreeks 1020, zoon van Hendrik van Kessel. Bruno is overleden in 1067, ongeveer 47 jaar oud.
Notitie bij Bruno: Voogd van St Pantaleon, Heer van Straelen en Stokkem.
1064. Bruno (van Kessel), graaf, schenkt Anno II, aartsbisschop van Keulen, t.b.v. de abdij Siegburg de helft van Straelen (Strala). Irmintrude, gravin, schenkt haar andere helft onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik.
Sloet nr. 177; Niederrheinischer Geschichtsfreund, 1883 p. 100.
1076. Hidolf, aartsbisschop van Keulen, bevestigt de abdij Siegburg in het bezit te Straelen, de helft dadelijk, de andere helft na dode van Ermentrude, die de precarie van de kerk heeft.
Sloet nr. 183. Regesten Roermond.
Zie ook:
https://www.genealogieonline.nl/de/stamboom-i-m-d-de-vries/I14629.php
Hieruit mogen we afleiden dat naar alle waarschijnlijkheid hun familie ook het voogdijschap van Straelen 1118 weer terug heeft verkregen en dat dit daarna steeds in de familie wordt overgedragen.
Een van hen is later Reinzo van Straelen in 1144 genoemd.
1096 december 13.
Herman III, aartsbisschop van Keulen, geeft aan de abdij Siegburg het praedium van gravin Irmintrudis, waaronder Stokkem en Straelen.
Sloet nr. 197.
Hier lezen we dat Irmintrudis van Zutphen ook Stokkem in bezit had.
Dit Stokkum is waarschijnlijk de plaats gelegen tussen KLeef en de oude IJsel.
V. [waarschijnlijk] NN van Zutphen, geboren omstreeks 1020. NN is overleden vóór 1064, ten hoogste 44 jaar oud. NN trouwde met Elli II van Leinegau.
VI. [waarschijnlijk] Irmingard van Aspel, geboren omstreeks 1020. Irmingard is overleden omstreeks 1065, ongeveer 45 jaar oud.
Notitie bij Irmingard: Uit: https://de.wikipedia.org/wiki/Irmgard_von_Süchteln
Während ältere Kirchendokumente ab dem 12. Jahrhundert zunehmend von nur einer wohltätigen Person ausgingen, deren Namen gleichzusetzen seien, sind in der neueren Forschung mehrere Rekonstruktionsversuche unternommen worden, die von bis zu drei Personen ausgehen: Eine ältere Irmgard (von Aspel), eine jüngere Irmgard (von Süchteln), und eine Schwester Irmtrud (von Aspel). Das ökumenische Heiligenlexikon geht von der Stifterin/Mutter Irmgard und der Pilgerin/Tochter Irmtrud als zwei zu unterscheidenden Personen aus, deren Legenden stark durchmischt seien; Klaus-Gunther Wesseling verwarf hingegen die „konstruierte Abgrenzung“ zwischen der Gräfin/Stifterin Irmgard und der Jungfrau/Pilgerin Irmgard: es handele sich demnach um nur eine Person.

Die Burg Aspel wurde im 10. Jahrhundert von Richizo von Aspel erbaut, dem Neffen des Kölner Erzbischofs Wichfrid. Richizos Sohn Godizo von Aspel erbte diese Anlagen; er starb um das Jahr 1011/1012; seine namentlich nicht bekannte Witwe um 1022. Die Geburt der gemeinsamen Tochter Irmgard wird um das Jahr 1002 vermutet. Sie soll zwischen 1020 und 1030 den Grafen Kadelo geheiratet haben, diese Ehe sei kinderlos geblieben.[3][4] Sie konnte ein großes Vermögen verwalten und wohnte in Köln, wo sie Wohltäterin für die Armen der Stadt gewesen sein soll. Sie stiftete eine Kirche in Haldern und gründete das Kollegiatstift in Rees. Beigesetzt wurde sie im Kölner Dom; 1319 wurden ihre Gebeine in die Agneskapelle im neuen Chor überführt.[5]
Nach einer Rekonstruktion starb Gräfin Irmgard von Aspel im Frühjahr 1064/1065.[6] Ihre jüngere Schwester Irmtrud von Aspel machte 1075 die Schenkung von Rees an das Erzbistum. Eine von Irmtruds Töchtern war die spätere Eremitin Irmgard von Süchteln, welche demnach auch die drei Pilgerfahrten nach Rom unternommen haben soll.[3]Nach einer anderen Rekonstruktion war die ältere Irmgard von Aspel ein Einzelkind. Als entfernte Cousine von Kaisers Heinrich III. schenkte dieser ihr im Jahr 1041 mehrere Landgüter, die nach ihrem Tod 1065 in den Besitz ihrer Töchter Irmtrud und Irmgard übergegangen seien. Die Tochter Irmtrud nahm 1075 die Schenkung an das Erzbistum vor; die Tochter Irmgard unternahm die Pilgerfahrten nach Rom und wurde Einsiedlerin.[7]
Eine weitere Interpretation der Quellen gibt an, dass es sich um eine einzige Person gehandelt habe, welcher Legenden bezüglich Einsiedlertum und Pilgerfahrten angedichtet worden seien; nur eines der Todesdaten (um 1065 oder um/nach 1080) könne stimmen; die Übertragung der Landgüter an das Erzbistum Köln sei „nach 1040“ erfolgt.[1
VII. [waarschijnlijk] Irmintrud van Aspel, geboren omstreeks 1022. Irmintrud is overleden omstreeks 1083, ongeveer 61 jaar oud.
Notitie bij Irmintrud: Ook vermeld als Irmintrud von Waldenburg.
Zie over de persoon Irmgard: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/IrmgardisvanZutphen
Is mogelijk dezelfde persoon als Irmingarde, vermeld in een oorkonde van 15 februari 1041 waarin Koning Hendrik III aan zijn nicht Irmingarde goederen schenkt gelegen te Harive, Vaals, Apine en Valkenburg in de Luikgouw in het graafschap van Diebald. Zie Oorkondenboek Gelre-Zutfen van Sloet nr 160.
Lacomblet 109; König Heinrich III schenkt seiner nichte Irmingard, auf Bitte des Herzogs Gozelo und dessen Sohnes Godefred, das confiscirte Gut in den Villen Hervé, Vaels, Epen, Falkenberg, im Lütticher Gaue, in der Grafschaft’s Dietbald’s.
In een oud Liber memoriam van het Stift Rees genoemd: cometissa Sutphaniensis et fundatrix ecclesie Ressensis.
In een oorkonde opgemaakt tussen de jaren 1056 en 1075 is vermeld dat gravin Irmintrude de proosdij te Rees schenkt aan de kerk van St Peter te Keulen. (Lacomblet Urkundenbuch nr 222; Sloet nr 169)

1064; Bruno, graaf, schenkt Anno II, aartsbisschop van Keulen, t.b.v. de abdij Siegburg de helft van Straelen (Strala). Irmintrude, gravin, schenkt haar andere helft onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik. (Bruno was de man van Mathilde, de zuster van Irmintrude)
Zie ook: 1064. Sloet nr. 177; Niederrheinischer Geschichtsfreund, 1883 p. 100
Op 29 juli 1075 (volgens Sloet) zegt Anno, aartsbisschop van Keulen, dat hij de goederen die zijn voorganger heeft ontvangen van Irmintrude, heeft gegeven aan de door hem gestichte kerk van Maria ad gradus te Keulen.
Van Spaen stelt de oorkonde op 1065.
Hildolf, aartsbisschop van Keulen, bevestigd de gift van Stralen, door zijn voorganger Anno II aan de abdij Siegburg gedaan, de helft dadelijk, het overige na het overlijden van Ermentrude. De oorkonde heeft geen datum maar is gesteld op 1076.
In een oorkonde gedateerd tussen de jaren 1079 en 1089 verklaart Sigewin, aartsbisschop van Keulen, dat gravin Irmengarde aan de proost van Rees gegeven heeft de strafrechtspraak over de horigen der kerk, de varkenstienden te Rees, Emmerik en Stralen, ene curtis te Wezevelde en haar bezittingen te Königswinter.
Sloet 307; 3 juli 1159; Paus Adriaan IV bevestigt de giften die door gravin Irmintrude of Irmingarde aan de kerk te Rees zijn gedaan.
Irmintrud trouwde, ongeveer 18 jaar oud, omstreeks 1040 met Ruprecht I (Rupert) van Opper Lahngau, ongeveer 20 jaar oud. Rupert is geboren omstreeks 1020. Rupert is overleden in 1064, ongeveer 44 jaar oud.
Notitie bij Rupert: Urkundenbuch Niederrhein Lacomblet nr 295; 27-05-1122; Keizer Hendrik V geeft aan de abdij van Werden het goed Elten terug, door zijn grootvader aan de abdij geschonken, maar die de graaf Rutbert en zijn gemalin Ermentrud aan zich getrokken hebben.
Ook vermeld als Rupert I van Zutphen, met kinderen Herman, abt van St Pantaleon en Guda van Zutphen.
http://wiki-de.genealogy.net/Loen_zu_Lohn,_von
Ruprecht (Rupert) war Graf von (Nordwest-) Zutphen, Herr in der Hetter / Elten, Lochem a.d.Berkel (1045/1064) und war verheiratet mit Irmtrud v. Aspel, welche sich nun Gräfin von Zutphen nannte und eine Nichte Kaiser Konrad II. und eine Schwester Irmgards v. Aspel war.

Generatie 15 (stamoudgrootouders)

16768 [waarschijnlijk] Hendrik van Werl, geboren in 915. Hendrik is overleden in 985, 69 of 70 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: http://de.wikipedia.org/wiki/Grafen_von_Werl
Die Grafen von Werl waren um das Jahr 1000 das einflussreichste Grafengeschlecht im norddeutschen Raum und lebten auf dem Gebiet der heutigen Altstadt von Werl. Nach der Übersiedlung nach Arnsberg wurde das Geschlecht Grafen von Werl-Arnsberg genannt, ehe man später von den Grafen von Arnsberg sprach. Bereits vor diesem Übergang hatten die Grafen einen beträchtlichen Teil ihres ehemaligen Einflusses eingebüßt. In einer anderen Linie sind aus den Grafen von Werl die Grafen von Hövel hervorgegangen, eine Seitenlinie, die dann in den Jahren 1225/1226 erlosch. Auch die Reichsgrafen von Rietberg waren aus dem Geschlecht hervorgegangen, die 1562 im Mannestamm ausstarben.
Die Geschichte der Werler Grafen war ab 1930 Gegenstand zahlreicher Untersuchungen, z.B. durch Bollnow (1930), v. Klocke (1949), Schölkopf (1957) und Prinz (1970); insbesondere aber durch Hömberg (1949, 1950, 1963, 1967) und Leidinger (1965, 1972, 1994, 2007, 2009).
Hömberg nahm als Spitzenahn der Werler einen 850 und 860 bezeugten Grafen Hermann an. Dieser soll dem Geschlecht des Grafen Ricdagent stammen. Nach seiner Meinung stammten die Grafen von Werl ursprünglich aus Meschede und bewohnten dort die Hünenburg, die als fränkische Sicherung der von Soest nach Hessen führenden Straße angelegt wurde. Dieses ersten Hermanns Ehefrau sei eine Erbtochter der Cobbonen gewesen, die ihrerseits von dem sächsischen dux Ekbert und seiner Frau, der karolingischen Prinzessin und späteren Heiligen Ida von Herzfeld, abstammten. Leidinger stimmte Hömbergs Hypothesen zur Herkunft der Werler vorsichtig zu, wobei er die Überprüfung einzelner Aspekt für notwendig hält. Für eine enge Verwandtschaft mit Ida von Herzfeld spricht unter anderem die Vorliebe für diesen Vornamen im Geschlecht der Werler. Damit wäre eine verwandtschaftliche Beziehung sowohl zu den Karolingern, wie auch zu die Liudolfingern gegeben. Diese hochadelige Herkunft wäre eine Erklärung für die spätere Heirat von Hermann I. mit Gerberga von Burgund.
Toevoeging Anne Post:
De voornamen Liudolf, Egbert en Ida komen we in dit parenteel regelmatig tegen.
Kind van Hendrik uit onbekende relatie:
I. [waarschijnlijk] Herman (I) van Werl, geboren omstreeks 960 (zie 8384).
16770 Koenraad (de vreedzame) van Bourgondië.
Hij trouwde met
16771 Mathilde van Frankrijk.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Gerberga van Bourgondië, geboren omstreeks 965 (zie 8385).
II. Rudolf III van Bourgondië.
III. Berta van Bourgondië.
16848 Godfried van Verdun, geboren omstreeks 937. Godfried is overleden in 1002, ongeveer 65 jaar oud.
Notitie bij Godfried: Godfried van Verdun "de gevangene"
Het huis van Verdun, of het huis van Ardennen, of het huis van Wigerik, is één van de oudste geverifieerde adelijke families in Europa. Wigerik was paltsgraaf van Lotharingen en graaf van de Bidgouw. Hij is vòòr 919 overleden.
Graaf van Hettergouw, Bidgouw, Methingouw, Henegouwen, Verdun, markgraaf van Ename en van Frisia, prefect van Utrecht.
Godfried is weduwnaar van Averarda Everhardsdr. van Salland (ovl. 961), met wie hij trouwde (1), ongeveer 13 jaar oud, omstreeks 950.
Hij trouwde (2), ongeveer 25 jaar oud, in 962 met de ongeveer 23-jarige
16849 Mathilde von Saksen Billung, geboren omstreeks 939. Mathilde is overleden op 25-05-1008, ongeveer 69 jaar oud. Mathilde trouwde (1), ongeveer 16 jaar oud, omstreeks 955 met Boudewijn III van Vlaanderen (940-962), ongeveer 15 jaar oud.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Godfried II van Verdun van Neder Lotharingen, geboren omstreeks 961. Godfried is overleden op 26-09-1023, ongeveer 62 jaar oud.
Notitie bij Godfried: Was hertog van Neder-Lotharingen
Godfried bleef kinderloos.
II. Gozelo I van Verdun, geboren omstreeks 970. Gozelo is overleden in 1046, ongeveer 76 jaar oud.
Notitie bij Gozelo: Zegt in 1044 grafelijke rechten te hebben op o.a. Fivelgo. Zijn zoon Godfried schijnt daarna met Fivelgo te zijn beleend tot 1047 toen het hem weer is ontnomen vanwege zijn opstand tegen de keizer.
Bruno V van Brunswijk claimt dezelfde rechten.
Vermeld in een oorkonde van 15 februari 1041 als Hertog waarin hij met zijn zoon Godfried de koning Hendrik III verzoekt om de geconfiskeerde goederen in Hervé, Vaals, Epen en Valkenburg te schenken aan Irmingard, een nicht van de koning.(Lacomblet nr.109)
III. Herman van Ename van Verdun, geboren omstreeks 967 (zie 8424).
IV. Adalberd II van Verdun, geboren omstreeks 964.
V. Irmengard van Verdun, geboren omstreeks 975 (zie 16855).
VI. Frederik van Verdun, geboren omstreeks 970. Frederik is overleden op 06-01-1022 in Verdun, ongeveer 52 jaar oud.
VII. Adelheid (van Saksen) van Verdun. Adelheid trouwde met Rudolf I van Werl. Zie 8384,II voor persoonsgegevens van Rudolf.
VIII. Gerberga van Verdun. Gerberga trouwde met Folmar IV van Bliesgouw.
IX. Reinmodis van Verdun.
16852 Erenfried (Ezzo) III paltsgraaf (Ezzo) van Lotharingen, geboren omstreeks 955. Ezzo is overleden op 21-05-1034 in Saalveld, ongeveer 79 jaar oud. Hij is begraven in Abdij Brauweiler.
Notitie bij Ezzo: Zie www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/zutphen graven von/
Hij trouwde, ongeveer 37 jaar oud, omstreeks 992 met de ongeveer 14-jarige
16853 Mathilde van Saksen, geboren omstreeks 978. Mathilde is overleden op 04-11-1025 in Esch, ongeveer 47 jaar oud. Zij is begraven in Brauweiler, abdij..
Notitie bij Mathilde: Zou in totaal 10 kinderen hebben gebaard.
Was een zuster van keizer Otto III.
Overlijdensdatum ook 21-05-1025 in Saalveld.
Mathilde werd in het nonnenklooster Essen opgevoed en onderwezen door haar zelfbewuste en goed opgeleide nicht Mathilde van Schwaben, de dochter van hertog Liudolf.
Was na de dood van haar broer keizer Otto III, de enige overgebleven erfgenaam van de Liudolfinger. Maar de opvolger van Otto III, keizer Hendrik II, meende dat veel goederen rijksbezit waren en hierdoor ontstond een zware strijd om goederen uit de erfenis van Otto III. Toen later ook Hendrik II kinderloos stierf konden de kinderen van Mathilde opnieuw aanspraak maken op vele goederen.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Liudolf van Lotharingen, geboren omstreeks 993 (zie 8426).
II. Herman II van Lotharingen, geboren omstreeks 994. Herman is overleden op 11-02-1056, ongeveer 62 jaar oud.
Notitie bij Herman: Aartsbisschop van Keulen.1036-1056. Kanselier van de keizer van Duitsland, aartskanselier van paus Leo IX.
III. Otto II van Schwaben, geboren omstreeks 995. Otto is overleden op 07-09-1047 in Keulen, op de Tomberg., ongeveer 52 jaar oud. Hij is begraven in Abdij Brauweiler.
Notitie bij Otto: Paltsgraaf van Lotharingen 1034-1045 aan de Rijn, hertog van Zwaben 1045-1047, graaf van de Deutzgau 1025-1047
Otto trouwde met Mathilde von Egisheim.
IV. Richenza van Lotharingen, geboren omstreeks 996. Richenza is overleden op 21-03-1063, ongeveer 67 jaar oud. Richenza trouwde met Mieczylav hertog van Polen. Mieczylav is geboren in 990. Mieczylav is overleden op 10-05-1034, 43 of 44 jaar oud.
Notitie bij Mieczylav: Mieczylav II Lambert "De Vadsige" (Mieszko) van Polen.
V. Wazela van Lotharingen, geboren omstreeks 997. Wazela trouwde met Rutger van Kleef. Rutger is geboren omstreeks 995. Rutger is overleden in 1050, ongeveer 55 jaar oud.
Notitie bij Rutger: Graaf van van Kleef 1020-50 en Zutphen, zoon van Diederik I (Durk, Thierry) van de Betuwe en Lutgard van Hamaland.
Rutger I is afstammeling van Karel de Grote. Aanvankelijk noemden zij zich ook de heren van Zutphen. Omdat Boudewijn IV hun gebieden in Ename had veroverd wende Rutger en zijn broer zich waarschijnlijk rond 1033 tot Koenraad II. Daar klaagden ze dat ze slachtoffer waren geworden van de door het heilige Roomse Rijk verloren gegane gebieden in Vlaanderen. Ter compensatie kreeg Gerard het gebied Wassenberg en kreeg zijn broer Rutger het gebied Kleef waar hij stamvader werd van het geslacht van Kleef. Deze gebieden waren vrij gekomen na de moord van Adela van Hamaland op Wichman III van Vreden (wiens goederen aansloten aan Hamaland). Hierdoor kwam het goed van Wichman vrij en werd het gebied van Adela en haar echtgenoot Balderik (Graaf van Drenthe en Salland) door de keizer geconfisqueerd. Het gebied van Rutger omvatte behalve Kleef ook Kalkar (waarschijnlijk inclusief het klooster), Zyfflich, Bedburg en Xanten. Verder werd hij leenman van goederen op de Betuwe, en mocht hij tol heffen bij Kellen en Huissen. Rutger I werd opgevolgd door zijn zoon Rutger II.
1007 juni 4 (Mainz). Hendrik II, Duits koning en Keizer plaatst in Wassenberg Gerardus en in Kleef Rutgerus, gebroeders als keizerlijke voogden (tutores). Sloet nr. 150. Regesten Roermond
VI. Adelheid van Lotharingen, geboren omstreeks 997. Adelheid is overleden vóór 1011, ten hoogste 14 jaar oud.
Notitie bij Adelheid: Abdis van St Gertrudis in Nivellis
VII. Ida van Lotharingen, geboren omstreeks 998. Ida is overleden omstreeks 1060, ongeveer 62 jaar oud.
Notitie bij Ida: Abdis van het klooster St Maria te Keulen
Ida trouwde met Georg I von Hirscher.
VIII. Mathilde van Lotharingen, geboren omstreeks 1000.
Notitie bij Mathilde: Abdis van het klooster te Villich.
IX. Theofanu van Lotharingen, geboren omstreeks 1002. Theofanu is overleden op 05-03-1056, ongeveer 54 jaar oud.
Notitie bij Theofanu: Abdis van St Cosmos te Essen.
X. Heilwich van Lotharingen, geboren omstreeks 1005. Heilwich is overleden op 21-09-1076, ongeveer 71 jaar oud.
Notitie bij Heilwich: Abdis van het stift St Maria te Neuss.
XI. Sophia van Lotharingen, geboren omstreeks 1005. Sophia is overleden omstreeks 1035, ongeveer 30 jaar oud.
Notitie bij Sophia: Abdis van St Maria te Gandersheim.
16854 Otto I heer van Zutphen graaf in Neder Lahngau, geboren in 975. Otto is overleden op 05-06-1036, 60 of 61 jaar oud.
Notitie bij Otto: Zie: http://www.graafschap-middeleeuwen.nl/zutphen/otto-i-zutphen.html
Hij is graaf in Neder-Lahngouw, Engersgouw, Einrichgouw, Wetterau, Niddagouw en mogelijk ook Deutzgouw. Uit deze opsomming mag blijken dat de verwerving van Zutphen van ondergeschikt belang is, mede gezien de omstandigheid dat aan Zutphen geen grafelijke titel is verbonden.
Het is misplaatst om Otto I ’van Zutphen’ te noemen, want Otto I is elders meervoudig graaf en slechts heer van Zutphen. Otto I komt in de Zutphense bronnen zelden voor, waardoor het ontstaan van graafschap Zutphen onduidelijk is.
De identificatie van Otto van Hammerstein als Otto I van Zutphen is door Jackman recentelijk (1990-2000) in verschillende publicaties nieuw leven ingeblazen.
Hij trouwde met
16855 Irmengard van Verdun, geboren omstreeks 975. Irmengard is overleden op 10-03-1036, ongeveer 61 jaar oud.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Udo van Hammerstein. Udo is overleden in 1034. Udo bleef kinderloos.
II. NN van Hammerstein. NN trouwde met Wigger van NN.
III. Mathilde van Zutphen, geboren omstreeks 1003 (zie 8427).

Generatie 16 (stamoudovergrootouders)

33696 Gozelo van Ardennengouw.
Hij trouwde met
33697 Oda van Metzgouw.
Kind uit dit huwelijk:
I. Godfried van Verdun, geboren omstreeks 937 (zie 16848).
33698 Herman 1 Hertog van Saksen Billung, geboren omstreeks 912. Herman is overleden op 27-03-973 in Quedlinburg, ongeveer 61 jaar oud.
Notitie bij Herman: In het jaar 936 benoemd tot hertog (legeraanvoerder) door koning Otto I.
De koning koos niet de oudere broer Wichman, die zich daar wel tegen verzette, maar in 938 vrede moest sluiten met Otto.
Herman trouwde (1) met Oda.
Hij trouwde (2) met
33699 Hildegard van Karolingen, geboren omstreeks 803. Hildegard is overleden in 857, ongeveer 54 jaar oud.
Notitie bij Hildegard: Ook vermeld als Hildegard van Westerburg.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Mathilde von Saksen Billung, geboren omstreeks 939 (zie 16849).
II. Swanehilde Billung. Swanehilde is overleden op 26-11-1014. Swanehilde trouwde met Liutheri van NN. Liutheri is overleden op 05-09-929 in Lenzen.
III. Bernhard I von Sachsen Billung, geboren omstreeks 955. Bernhard is overleden op 09-02-1011 in Corvey, ongeveer 56 jaar oud.
Notitie bij Bernhard: Hertog van Saksen.
Steunde in 1002 Ekkehard van Saksen, markgraaf van Meissen, als kandidaat voor de Duitse kroon.
Hertog van Sachsen tussen 973 en 1011.
http://www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/sachsen/bernhard_1_herzog_von_sachsen_1011_billunger/bernhard_1_herzog_von_sachsen_+_1011.html
Bernhard trat 973 die Nachfolge seines Vaters Hermann Billung an, dessen Befugnisse er wesentlich erweitern konnte. In den Jahren 974,983 und 994 wehrte er Vorstöße der Dänen in das Reichsgebiet ab. Nach dem Tode OTTOS II. hatte er entscheidenden Anteil daran, dass der Versuch Heinrichs des Zänkers, König zu werden, scheiterte und dass der junge OTTO III. als König anerkannt wurde. Auf einem Reichstag zu Quedlinburg übte er 986 das Amt des Marschalls aus; 991 und 995 beteiligte er sich an den Feldzügen OTTOS III. gegen die Slawen. Im Innern Sachsens baute er den Herrschaftsbereich der BILLUNGER, vor allem im Bardengau und an der mittleren Weser, aus. Bei der Nachwahl HEINRICHS II. durch die Sachsen im Jahre 1002 in Merseburg wies er als Sprecher des Stammes den König durch die Übergabe der heiligen Lanze erneut in die Herrschaft im Reiche ein, nachdem dieser das sächsische Stammesrecht bestätigt hatte. War sein Vater noch der Vertreter des Königs in Sachsen gewesen, so wurde Bernhard als Herzog der Repräsentant des Stammes gegenüber der Krone.
Bernhard trouwde met Hildegard von Stade. Hildegard is een dochter van Hendrik de kale von Stade.
33706 Otto II de Rode, keizer van Duitsland, geboren in 955. Otto is overleden op 07-12-983, 27 of 28 jaar oud.
Hij trouwde met
33707 Theofano van Byzanthia.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Adelheid van Saksen.
II. Sophie van Saksen.
III. Mathilde van Saksen, geboren omstreeks 978 (zie 16853).
IV. Otto III van Duitsland, geboren omstreeks 980. Otto is overleden in 1002, ongeveer 22 jaar oud.
Notitie bij Otto: Na zijn dood kozen de rijksgroten Ekkehard, markgraaf van Meissen, als de opvolger voor Otto III als koning van Duitsland. De steun kwam ook van Bernard I Billung, hertog van Saksen als opvolger van zijn vader Herman.
Ekkehard werd echter vermoord. Hendrik II, hertog van Beieren, werd toen gekozen tot nieuwe koning van Duitsland.
Otto bleef kinderloos.
33708 Heribert van Kinziggouw.
Hij trouwde met
33709 Irmentrud van Lotharingen.
Kind uit dit huwelijk:
I. Otto I heer van Zutphen graaf in Neder Lahngau, geboren in 975 (zie 16854).
33710 Godfried van Verdun (dezelfde als 16848 in generatie 15).
Hij trouwde (2), ongeveer 25 jaar oud, in 962 met de ongeveer 23-jarige
33711 Mathilde von Saksen Billung (dezelfde als 16849 in generatie 15).

Generatie 17 (stamoudbetovergrootouders)

67394 Gerhard van Metz van de Gulikgouw, geboren omstreeks 870. Gerhard is overleden op 22-06-910, ongeveer 40 jaar oud.
Hij trouwde met
67395 Oda van de Hessengau (Saksen), geboren omstreeks 878. Oda is overleden na 952, minstens 74 jaar oud. Oda is weduwe van Zwentibold, koning van Lotharingen (±870-900).
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Oda van Metzgouw (zie 33697).
II. Benedicta.
III. Cecilia.
IV. Wigfried van Gulikgouw, geboren omstreeks 900. Wigfried is overleden op 09-07-953, ongeveer 53 jaar oud.
Notitie bij Wigfried: Aartsbisschop van Keulen 924-953.
V. Godfried van Lotharingen, geboren omstreeks 905 (zie 134838).
67396 Egbert van de Wetigau, geboren omstreeks 890. Egbert is overleden in 967, ongeveer 77 jaar oud.
Hij trouwde met
67397 NN van Stade.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Wichman de oudere Billung, geboren omstreeks 910. Wichman is overleden in 944, ongeveer 34 jaar oud.
Notitie bij Wichman: Wichman bezat een groot graafschap in de Elbe-Weser regio, graaf van de Bardengau.
Zijn kinderen waren vermoedelijk nog jong toen Wichman stierf en zij zouden zijn opgegroeid, na 944, aan het hof van keizer Otto I, waarvan zij neven waren.
Zie: http://www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/richenza_von_northeim_erbin_von_harsefeld.html
Wichman trouwde met Beatrice van Ringelheim. Zie 269650,VI voor persoonsgegevens van Beatrice.
II. Herman 1 Hertog van Saksen Billung, geboren omstreeks 912 (zie 33698).
67398 Karel III (de eenvoudige) van Karolingen, geboren op 17-09-879. Karel is overleden op 07-10-929 in Peronne, 50 jaar oud.
Hij trouwde, ongeveer 39 jaar oud, omstreeks 918 met
67399 Eadgyfu van Engeland.
Kind uit dit huwelijk:
I. Hildegard van Karolingen, geboren omstreeks 803 (zie 33699).
67412 Otto I keizer van Duitsland, geboren op 23-11-912. Otto is overleden op 07-05-973 in Memleben, 60 jaar oud. Hij is begraven in Maagdenburg in de Dom..
Notitie bij Otto: Otto de Grote, koning van Duitsland in 936, Rooms Keizer vanaf 02-02-962 en koning van de Longobarden.
In 939 brak een opstand uit tegen Otto. Die werd door hem met harde hand neergeslagen. In 95 brak een nieuwe opstand uit, waarbij ook de nog jonge zoons van Wichman de Oude, Wichman de Jonge en Egbert Eénoog waren betrokken. Die opstand was echter voornamelijk gericht tegen hun oom Herman die na het overlijden van Wichman de erfelijke rechten tot zich trok.
Vermeld in een oorkonde van 12 februari 940, waarin hij een schenking doet aan de kerk van Spiers. Getuigen bisschop Amalrich van Spiers en graaf Koenraad.
In juli 955 trok hij op tegen de Magyaren, waarbij de Slag op het Lechveld plaatsvond. Zie hiervoor de annalen van Widukind en een scriptie van Niels Janssens: Otto I, de zoektocht naar het Karolingische verelden in de Ottoonse historiografie.
Op 17 januari 966 bevestigt hij de ruil van de curtis Gelmen in de Haspengouw door het OLV stift te Aken tegen goederen van graaf Immo, waaronder in de Molengouw Erkelenz, Hostrich, Berge, Richolferod en Wazzalar. Sloet nr 99.
Als graaf van Haspengouw wordt Werenhari vermeld, van de Molengouw Eremfredi, van de Luikgouw Richari en van de Avelgouw wordt Eberhardi vermeld.
Schenkt in 972, op voorspraak van hertog Otto van Worms (zijn kleinzoon), het marktrecht in Urbach aan het klooster Hornbach.
Otto begon een relatie (1) met Slavin uit voorname familie. Otto is weduwnaar van Edgith (Eadgifu) van Engeland (ovl. 946), met wie hij trouwde (2), 16 of 17 jaar oud, in 929.
Hij trouwde (3) met
67413 Adelheid van Bourgondie.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Hendrik van Duitsland, geboren in 951. Hendrik is overleden in 954, 2 of 3 jaar oud.
II. Mathilde van Duitsland, geboren omstreeks 953. Mathilde is overleden in 999, ongeveer 46 jaar oud.
Notitie bij Mathilde: Abdis van Quedlinburg
III. Otto II de Rode, keizer van Duitsland, geboren in 955 (zie 33706).
67416 Koenraad I van Elzas.
Kind van Koenraad uit onbekende relatie:
I. Heribert van Kinziggouw (zie 33708).
67418 Megingoz van NN.
Hij trouwde met
67419 Gerberga van Lotharingen.
Notitie bij Gerberga: Vermeld in de "Vita Adelheidis".
Adel heid was de eerste abdis van het klooster te Vilich bij Bonn. Het klooster werd omstreeks 978 gesticht door haar ouders, Megingoz en zijn vrouw Gerberga, kort na het overlijden van hun enige zoon Godfried. Gerberga, de echtgenote van Megingoz wordt in de Vita een dochter genoemd van “hertog Godfried”, filia exstitit ducis cuiusdam nomine Godefridi.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Irmentrud van Lotharingen (zie 33709).
II. Alverada van Lotharingen.
III. Godfried van Lotharingen. Godfried is overleden in 977. Godfried bleef kinderloos.
IV. Bertrade van Lotharingen.
V. Adelheid van Lotharingen.

Generatie 18 (edelouders)

134790 Otto van Sachsen, geboren omstreeks 835. Otto is overleden op 30-11-912, ongeveer 77 jaar oud. Hij is begraven in Gandersheim, Stiftskerk.
Notitie bij Otto: Graaf in Süd Thüringergau. Hertog van Sachsen vanaf ca 903.
Hij trouwde met
134791 Hadewich van Babenberg.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Thankmar van Sachsen, geboren vóór 876. Thankmar is overleden vóór 912.
II. Liudolf van Sachsen, geboren vóór 876. Liudolf is overleden vóór 909.
Notitie bij Liudolf: Toen zijn broer Hendrik trouwde met Mathilde, was Hendrik de enige zoon van Otto van Sachsen die nog in leven was.
III. Hendrik I de Vogelaar van Duitsland, geboren in 876 (zie 134824).
IV. Oda van de Hessengau (Saksen), geboren omstreeks 878 (zie 67395).
V. Liutgard van Sachsen, geboren omstreeks 880. Liutgard is overleden op 21-01-923, ongeveer 43 jaar oud.
134792 Egbert Billung, graaf van de Wetigau, geboren omstreeks 865. Egbert is overleden omstreeks 930, ongeveer 65 jaar oud.
Notitie bij Egbert: Verkrijgt van koning Arnulf, vanwege zijn militaire ondersteuning in de veldtocht tegen de Moraven, een buitengewone rijke gift van 66 koninklijke hoeven in de graafschappen tussen de Leine en de boven Weser in de Bardengau, aan de Elbe.
Egbert erfde de grafelijkheid in Frisia tussen Lauwers en Eems.
Hij trouwde met
134793 Ida van Herfort.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Mathilde van de Wetigau.
II. Egbert van de Wetigau, geboren omstreeks 890 (zie 67396).
134796 Lodewijk II (de stamelaar) van Karolingen, geboren op 01-11-846. Lodewijk is overleden op 10-04-879 in Compiegne, 32 jaar oud.
Hij trouwde met
134797 Adelheid van Parijs.
Kind uit dit huwelijk:
I. Karel III (de eenvoudige) van Karolingen, geboren op 17-09-879 (zie 67398).
134798 Edward I (koning) van Engeland.
Kind van Edward uit onbekende relatie:
I. Eadgyfu van Engeland (zie 67399).
134824 Hendrik I de Vogelaar van Duitsland, geboren in 876. Hendrik is overleden op 02-07-936 in Memleben, 59 of 60 jaar oud. Hij is begraven in Quedlinburg.
Notitie bij Hendrik: Koning van 919 tot 936. Hertog van Saksen van 912 tot 936.
Hendrik trouwde (1), 29 of 30 jaar oud, in 906 met Hatheburg (geb. ±878), ongeveer 28 jaar oud. De ontbinding van dit huwelijk werd uitgesproken in 909.
Hij trouwde (2), 32 of 33 jaar oud, in 909 met de ongeveer 13-jarige
134825 Mathilde van Ringelheim, geboren omstreeks 896. Mathilde is overleden op 14-03-968 in Quedlinburg, ongeveer 72 jaar oud. Zij is begraven in Stiftskerk Quedlinburg.
Notitie bij Mathilde: Opgevoed in het klooster Herford, dat werd geleid door haar grootmoeder Mathilde, de abdis van dat klooster.
Mathilde stond bekend om haar deugd en schoonheid en daar zij tevens van hoogadellijke afkomst was, was zij een uitstekende kandidaat om koningin van Duitsland te worden. Hendrik reisde incognito naar Herford en werd spontaan verliefd en vroeg direct bij grootmoeder Mathilde om de hand van haar kleindochter. Die verkreeg hij en al de volgende dag schijnt het paar afgereisd te zijn naar Wallhausen om het huwelijk te laten voltrekken, zonder de toestemming van de ouders af te wachten. Hendrik gaf Wallhausen met alles wat er bij behoorde aan zijn nieuwe echtgenote Mathilde.
Thietmars von Merseburg schrijft in zijn kronieken dat Hendrik allerminst een onbedorven jongeling was toen hij trouwde met Mathilde. Hij was al 33 jaar en in 906 gehuwd met Hatheburg, dochter van Erwin. Bij Hatheburg had hij een zoon verwekt die de naam Thankmar kreeg.
Zie Daniëlla Müller-Wiegand: Vermitteln-Beraten-Erinnern; Funktionen und Aufgabenfelder von Frauen in der Ottonischen Herrscherfamilie (919-1024). Universiteit van Kassel. Dissertation zur Erlangung des akademischen Grades eines Doktors der Philosophie.3 dezember 2003.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Otto I keizer van Duitsland, geboren op 23-11-912 (zie 67412).
II. Gerberga van Duitsland, geboren omstreeks 913. Gerberga is overleden na 968, minstens 55 jaar oud.
Notitie bij Gerberga: Vermeld 928-939; geeft de kerk en de villa Echt aan de kerk van St Servaas te Maastricht.
Gerberga:
(1) trouwde, ongeveer 16 jaar oud, in 929 met Gijsbert van Lotharingen, ongeveer 49 jaar oud. Gijsbert is geboren omstreeks 880. Gijsbert is overleden op 02-10-939, ongeveer 59 jaar oud.
(2) trouwde, ongeveer 26 jaar oud, in 939 met Lodewijk IV van Frankrijk.
III. Hadewich van Duitsland, geboren omstreeks 922. Hadewich is overleden na 958, minstens 36 jaar oud. Hadewich trouwde met Hugo de Grote Hertog van Francie. Hugo is geboren omstreeks 895. Hugo is overleden op 17-06-956, ongeveer 61 jaar oud.
IV. Hendrik I de jongere hertog van Beieren, geboren omstreeks 920. Hendrik is overleden op 01-11-955 in Nordhausen, ongeveer 35 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Door zijn moeder Mathilde naar voren geschoven om koning te worden omdat Otto niet als koningszoon was geboren. Dat was Hendrik wel. Veel vooraanstaande uit de Saksische adel waren het met Mathilde eens en kozen partij voor Hendrik. In 939 brak een opstand uit tegen Otto. Die werd door hem met harde hand neergeslagen. In 954 brak een nieuwe opstand uit waarbij ook de nog jonge zoons van Wichman de Oude, Wichman de Jonge en Egbert Eénoog waren betrokken. Die opstand was echter voornamelijk gericht tegen hun oom Herman die na het overlijden van Wichman de erfelijke rechten tot zich trok.
V. Bruno van Duitsland, geboren in 05-925. Bruno is overleden op 11-10-965, 40 jaar oud.
Notitie bij Bruno: Aartsbisschop van Keulen.
Vermaakt in zijn testament o.a. Hengelo en Wessem aan de abdij St Pantaleon te Keulen.
134826 Rudolf II koning van Bourgondie. Rudolf is overleden in 937.
Hij trouwde met
134827 Berta von Schwaben.
Kind uit dit huwelijk:
I. Adelheid van Bourgondie (zie 67413).
134832 Gebhard van Ufgouw. Gebhard is overleden vóór 948.
Kind van Gebhard uit onbekende relatie:
I. Koenraad I van Elzas (zie 67416).
134838 Godfried van Lotharingen, geboren omstreeks 905. Godfried is overleden omstreeks 952, ongeveer 47 jaar oud.
Notitie bij Godfried: Paltsgraaf van Lotharingen vanaf 925, wanneer Lotharingen definitief aan het Duitse rijk wordt toegevoegd.
Vermeld in het gedenkboek van Remiremont met de namen van vrouw en kinderen.
"Gotefridus, Ermendrudis, Gotefridus, Gebehardus, Gerhardus, Adelardus,
Gerberga."
Godfried wordt voor het laatst vermeld in een oorkonde van keizer Otto I, getekend op 1 juni 949 in Nijmegen.
Hij trouwde met
134839 Ermentrudis, geboren omstreeks 909.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Godfried van Lotharingen.
II. Gebhard van Lotharingen.
III. Gerhard van Lotharingen.
IV. Adelardus van Lotharingen, geboren omstreeks 925.
V. Gerberga van Lotharingen (zie 67419).

Generatie 19 (edelgrootouders)

269580 Liudolf hertog van Sachsen.
Hij trouwde met
269581 Oda von Billung.
Kind uit dit huwelijk:
I. Otto van Sachsen, geboren omstreeks 835 (zie 134790).
269582 Heinrich von Babenberg.
Hij trouwde met
269583 Judith van Friaul.
Kind uit dit huwelijk:
I. Hadewich van Babenberg (zie 134791).
269584 Wichman III Billung, graaf van de Wetigau, geboren omstreeks 820. Wichman is overleden op 02-02-880, ongeveer 60 jaar oud.
Notitie bij Wichman: Zoons van Wichman II verdelen de nalatenschap van hun vader.
Wichman III krijgt de goederen van vaders kant en Meginhard II die van moeders kant.Zie:
http://www.graafschap-middeleeuwen.nl/hamaland/wichman-ii-hamaland.html
Wichman wordt de stamvader van de hertogen van Saksen.
Na het verdrag van Verdun zal Wichman II, met goedvinden van koning Lotharius I, de grafelijkheid in het Friese gebied tussen Lauwers en Eems hebben verkregen, met daarnaast bezit van leengoederen en eigen goederen uit de erfscheiding.
Wichman sneuvelde in de strijd tegen de Denen in het beneden Elbe gebied.
Hij trouwde met
269585 Imhilde Amelungs dochter, geboren omstreeks 820.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Adelbert van de Wetigau.
II. Richild van de Wetigau.
III. Egbert Billung, graaf van de Wetigau, geboren omstreeks 865 (zie 134792).
269592 Karel II (de kale) van Karolingen, geboren op 13-06-823. Karel is overleden op 06-10-877 in Avrieux, 54 jaar oud.
Hij trouwde met
269593 Ermentrudis, geboren omstreeks 830. Ermentrudis is overleden omstreeks 869, ongeveer 39 jaar oud.
Kind uit dit huwelijk:
I. Lodewijk II (de stamelaar) van Karolingen, geboren op 01-11-846 (zie 134796).
269648 Otto van Sachsen (dezelfde als 134790 in generatie 18).
Hij trouwde met
269649 Hadewich van Babenberg (dezelfde als 134791 in generatie 18).
269650 Dietrich (Theoderich) van Ringelheim, geboren omstreeks 866. Dietrich is overleden na 916, minstens 50 jaar oud.
Notitie bij Dietrich: Graaf van Ringelheim; bisschop van Paderborn.
Hij trouwde, ongeveer 24 jaar oud, omstreeks 890 met de ongeveer 15-jarige
269651 Reginhild (Reinhilde) van Denemarken, geboren omstreeks 875. Reginhild is overleden op 11-05-932, ongeveer 57 jaar oud.
Notitie bij Reginhild: Van Reginhild of Reinhilde is niet meer bekend dan dat zij uit een Fries/Deens geslacht stamde. Bekend is dat van ouds de Friese en Deense vorstengeslachten veel contact hadden en dat er onderling uitgehuwelijkt werd. Friezen en Denen gingen vriendschappelijk met elkaar om. Als er dan vanaf ongeveer 800 de zogenaamde Noormannen de streken langs de Noordzee, Frisia en Engeland binnenvallen, dan is dat niet gericht tegen de Friezen, maar tegen de bezetters, de Franken. De Denen beroven voornamelijk goederen die de Franken in bezit hebben genomen en steken de kerken in brand. Omdat de Friezen geen tegenstand boden konden de Denen tot diep in het Frankisch gebied, tot voorbij Keulen, opdringen. Eén van die Denen, bekend als Godfried de Zeekoning, was, evenals een paar voorgangers van hem, door een overeenkomst met de Frankische koning, leenman van grote delen van Frisia geworden. In 885 zond hij zelfs eisen naar de keizer via de Friese graven Gerulf en Gardulf. Dat betekent dat Godfried de Deen deze beide Friese graven goed kende en waarschijnlijk hadden zij familiebanden. Gerulf en Gardolf zijn te traceren in West Frisia, Gerulf met bezit in de gouw Oostergo en in de gouw Sudergo was Gardolf graaf. Reginhilde moet geboren zijn omstreeks 875 en haar ouders moeten dan rond die tijd in het gebied Midden Frisia gezocht worden. Gelet op de tijdbalk zou dan een telg van graaf Gerhart in aanmerking komen. Graaf Gerhart zelf moet een zoon zijn van graaf Gerulf I. Deze is een tijdgenoot van Reginhild van Denemarken, dochter van vorst Horik I van Denemarken. Deze Horik was ook leenman van gebieden in Frisia. Mogelijk is zijn dochter Reginhild getrouwd met graaf Gerulf I en komt de naam Reginhild in het nageslacht terecht. Voormelde graaf Gerhart zou een dochter Reginhild of Reinhilde gehad kunnen hebben welke na 855 is getrouwd met Godfried de Zeekoning, die op dat moment weer terug was in Frisia, na tevergeefs een gooi te hebben gedaan naar het Deense koningschap. Reinhilde en Godfried kunnen ook een dochter hebben gekregen die zij Reginhild hebben genoemd en zo’n dochter zal een uitstkende partij zijn geweest voor Dietrich van Ringelheim. Maar er zijn meerdere constructies denkbaar.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Amalrada van Ringelheim. Amalrada trouwde met Eberhart graaf van Hamaland. Eberhart is overleden in 966.
II. Friederuna. Friederuna is overleden in 916. Friederuna trouwde met Wichman. Wichman is een zoon van Billung, graaf. Wichman is overleden in 944.
III. Bia.
IV. Ruotbert. Ruotbert is overleden in 956.
Notitie bij Ruotbert: Was aartsbisschop van Trier van 931 tot 956.
V. Lantbert.
VI. Beatrice van Ringelheim.
Notitie bij Beatrice: Moet dezelfde zijn als Bia.
Beatrice trouwde met Wichman de oudere Billung. Zie 67396,I voor persoonsgegevens van Wichman.
VII. Mathilde van Ringelheim, geboren omstreeks 896 (zie 134825).
269664 Eberhart I van Ortenau. Eberhart is overleden in 902.
Kinderen van Eberhart uit onbekende relatie:
I. Gebhard van Ufgouw (zie 134832).
II. Eberhard van Maienfeld. Eberhard is overleden in 944.
III. Koenraad van Elzas. Koenraad is overleden in 948.
269676 Gerhard van Metz van de Gulikgouw (dezelfde als 67394 in generatie 17).
Hij trouwde met
269677 Oda van de Hessengau (Saksen) (dezelfde als 67395 in generatie 17).
269678 Karel de Eenvoudige, koning.
Hij trouwde met
269679 Frederuna.
Kind uit dit huwelijk:
I. Ermentrudis, geboren omstreeks 909 (zie 134839).

Generatie 20 (edelovergrootouders)

539168 Wichman II graaf van Hamaland van Saksen, geboren omstreeks 795. Wichman is overleden in 860, ongeveer 65 jaar oud.
Notitie bij Wichman: Graaf van Hamaland door huwelijk.
Hij trouwde met
539169 NN Meginhardsdochter van de IJsselgouw, geboren omstreeks 800.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Wichman III Billung, graaf van de Wetigau, geboren omstreeks 820 (zie 269584).
II. Meginhart II van Hamaland, geboren vóór 845. Meginhart is overleden in 881, minstens 36 jaar oud. Meginhart trouwde met Evesa van de Argengau. Evesa is een dochter van Koenraad van de Argengau en Adelheid van de Elzas. Evesa is overleden na 881.
539170 Amelung II, geboren omstreeks 800.
Hij trouwde met
539171 Hadewich van Saksen, geboren omstreeks 800.
Kind uit dit huwelijk:
I. Imhilde Amelungs dochter, geboren omstreeks 820 (zie 269585).
539184 Lodewijk (de vrome) van Karolingen, geboren in 08-778 in Chasseneuil (Poitiers). Lodewijk is overleden op 20-06-840 in Ingelheim, 61 jaar oud. Lodewijk is weduwnaar van Ermengarde van Haspengouw (±778-818), met wie hij trouwde (1), 15 of 16 jaar oud, in 794.
Hij trouwde (2), 40 jaar oud, in 02-819 in Aken met de ongeveer 19-jarige
539185 Judith van Altorf (van Beieren), geboren omstreeks 800. Judith is overleden op 19-04-843 in Tours, ongeveer 43 jaar oud.
Notitie bij Judith: Ook Judith Welfs genoemd
Zij was de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome.
Zij is begraven in de Basiliek van Sint Maarten te Tours.
Keizerin-gemalin van het Heilige Roomse Rijk
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Gisela van Karolingen (van Frankrijk), geboren in 820. Gisela is overleden op 05-07-874, 53 of 54 jaar oud.
II. Karel II (de kale) van Karolingen, geboren op 13-06-823 (zie 269592).
539300 Waltbert graaf van Graingouw, geboren omstreeks 805. Waltbert is overleden in 872, ongeveer 67 jaar oud.
Notitie bij Waltbert: Stichter van Wildeshausen; graaf in Lerigouw
Waltbert trouwde (1) met Altburg.
Hij trouwde (2) met
539301 Mathilde van Herfort. Mathilde is overleden in 915.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Dietrich (Theoderich) van Ringelheim, geboren omstreeks 866 (zie 269650).
II. Widukind van Graingouw.
III. Imed (Immed) van Graingouw.
IV. Reginberd van Graingouw.
539302 [misschien] Godfried van Denemarken, geboren omstreeks 830. Godfried is overleden in 885, ongeveer 55 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Godfried: Vermoord bij Heerspijk in de Betuwe.
Notitie bij Godfried: Ook vermeld als Godfried de Zeekoning.
Vermeld in 851 in welk jaar hij plundertochten onderneemt in de landen langs de Noordzee. hij vestigt zich in Normandië.
Vermeld in 881 als onderdrukker van de Friezen, samen met koning Siegfried van de Noren. Zij roven en branden van Frisia tot in België en langs de Rijn tot Trier.
Godfried laat zich in 882 dopen en krijgt een dochter van Lotharius als vrouw en een bruidschat, zijnde de landen die vroeger zijn oom Roruk in leen had.
Hij wordt in 885 vermoord door krijgslieden van markgraaf Hendrik. Het gezag van de Vikingen in deze streken neemt hiermee na 70 jaar een einde.
In 887 vaart koning Siegfried van Noorwegen de Seine op en gaat ook naar Friesland om zich in de rechten te stellen van de twee jaar eerder vermoorde Godfried. Hij wordt echter door de Friezen veslagen. Siegfried sneuvelt uiteindelijk bij Leuven in een strijd met Arnulf, hertog van Karinthië, een kleinzoon van Lodewijk de Duitser.
Godfried trouwde (2), ongeveer 52 jaar oud, in 882 met Gisla van Lotharingen.
Hij trouwde (1), ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 860 met [misschien] de ongeveer 20-jarige
539303 [misschien] Reginhilde van Frisia, geboren omstreeks 840. Reginhilde is overleden vóór 880, ten hoogste 40 jaar oud.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [misschien] Reginmunt van Denemarken.
II. [misschien] Reginhart van Denemarken.
III. [misschien] Reginhild (Reinhilde) van Denemarken, geboren omstreeks 875 (zie 269651).
IV. [misschien] Reginbert, graaf in Frisia Westerlauwers, geboren omstreeks 875. Reginbert, is overleden na 945, minstens 70 jaar oud.
Notitie bij Reginbert,: Vermeld in 945. Is dan nog in leven.
Schenkt in de periode tussen 900 en 950 goederen gelegen in de omgeving van Franeker in Oostergo. In dezelfde periode hebben een Reginmunt en een Reginhart uitgebreide bezittingen rond Ternaard in Oostergo.
539328 Udo van Lahngau. Udo is overleden vóór 885.
Hij trouwde met
539329 Judith van Argengau.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Eberhart I van Ortenau (zie 269664).
II. Koenraad van Lahngau. Koenraad is overleden in 906.
III. Gebhard hertog van Lotharingen.

Generatie 21 (edelbetovergrootouders)

1078336 Bennid I van Saksen, geboren omstreeks 780.
Hij trouwde met
1078337 Egbertha van de Wetigau, geboren omstreeks 780.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Herman II van Saksen.
II. Wichman II graaf van Hamaland van Saksen, geboren omstreeks 795 (zie 539168).
III. Amelung II, geboren omstreeks 800 (zie 539170).
1078338 Meginhardt I van Isala, geboren omstreeks 780. Meginhardt is overleden omstreeks 850, ongeveer 70 jaar oud.
Notitie bij Meginhardt: Werd graaf van Isala (Salland).
Kind van Meginhardt uit onbekende relatie:
I. NN Meginhardsdochter van de IJsselgouw, geboren omstreeks 800 (zie 539169).
1078340 Bennid I van Saksen (dezelfde als 1078336).
Hij trouwde met
1078341 Egbertha van de Wetigau (dezelfde als 1078337).
1078342 Egbert van Saksen, geboren omstreeks 756. Egbert is overleden omstreeks 810, ongeveer 54 jaar oud.
Notitie bij Egbert: Uit: http://www.wikiwand.com/nl/Egbert_van_Saksen
Egbert van Saksen
Egbert I (ca. 756; † voor 811) was graaf van Boroctra in Westfalen en graaf van de Deense Mark en was de zogenaamde Dux der Saksen. Hij wordt beschouwd als de stichter van de adellijke familie van Egbertijnen.
Hoewel hij in de bronnen beschreven wordt als een Saksische graaf, was Egbert waarschijnlijk van adellijke Frankische afkomst. Bovendien werd hij door Karel de Grote benoemd tot de militaire commandant (dux) van de Saksen, tussen de Rijn en de Weser. Op bevel van keizer Karel de Grote nam Egbert samen met andere Saksische graven, waarschijnlijk het gevolg van zijn titel als "Dux", de plaats Esesfeld aan de Stör in en hield deze bezet. Egbert had een aantal goederen in het zuiden van Westfalen, tussen Rijn en Wezer. Op basis van historisch onderzoek bestaat het vermoeden dat de Egbertijnen verwant waren aan de Liudolfingen (Ottonen).

Volgens de Vita Idae was Egbert getrouwd met Ida van Herzfeld, dochter van Frankische adel, en hadden zij samen de volgende kinderen:
Cobbo de Oudere (* 800), graaf van Hrecwiti en Boroctra in Westfalen ongeveer 825-850
Warin, abt van de Abdij van Corvey
Ida, de jongere, tweede echtgenote van graaf Asig (Esiko) van de Saksische Hessengouw en naar wie de Esikonen vernoemd zijn
(Niet zeker:) Addila, na de dood van haar echtgenoot Bunicho en haar zonen, ging ze naar abdij van Herford en werd abdis.
gravin Haduwey, die later abdes werd van Herford, zij huwde met graaf Amalung.
Een dochter van Haduwey en Amalung huwde hoogstwaarschijnlijk met Wichman II (*?-880).
Zij hadden een zoon graaf Egbert Billung, die ten minste twee zonen had, Herman Billung en Wichman de oude.
Hij trouwde met
1078343 Ida van Herzfeld.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Cobbo de oudere van Saksen.
II. Warin van Saksen.
III. Ida van Saksen.
IV. Hadewich van Saksen, geboren omstreeks 800 (zie 539171).
1078368 Karel (de Grote) van Karolingen, geboren op 02-04-748 in Aix-la-Chapelle. Karel is overleden op 28-01-814 in Aken, 65 jaar oud.
Hij trouwde met
1078369 Hildegard van Vinzgouw, geboren omstreeks 758. Hildegard is overleden omstreeks 783, ongeveer 25 jaar oud.
Kind uit dit huwelijk:
I. Lodewijk (de vrome) van Karolingen, geboren in 08-778 in Chasseneuil (Poitiers) (zie 539184).
1078370 Welf I (van Argengouw) van Altorf, geboren omstreeks 775. Welf is overleden op 03-09-825, ongeveer 50 jaar oud.
Notitie bij Welf: Graaf in het Frankenrijk.
Hij trouwde, ongeveer 19 jaar oud, omstreeks 794 met de ongeveer 16-jarige
1078371 Heilwich van Thurgouw, geboren omstreeks 778. Heilwich is overleden na 833, minstens 55 jaar oud.
Notitie bij Heilwich: Werd in 826 Abdis van de abdij van Chelles
Kinderen uit dit huwelijk:
I. Rudolf (van Ponthieugouw) van Altorf. Rudolf is overleden op 06-01-866.
II. Hrodo (van Argengouw) van Altorf.
III. Judith van Altorf (van Beieren), geboren omstreeks 800 (zie 539185).
IV. Koenraad (van Argengouw) van Altorf, geboren omstreeks 800. Koenraad is overleden op 16-02-863, ongeveer 63 jaar oud.
V. Emma van Altorf, geboren omstreeks 808. Emma is overleden op 31-01-876 in Regensburg, ongeveer 68 jaar oud. Emma trouwde, ongeveer 19 jaar oud, in 827 met Lodewijk de Duitser.
1078604 Harald III Klakk van Haithabu van Denemarken.
Kind van Harald uit onbekende relatie:
I. Godfried van Denemarken, geboren omstreeks 830 (zie 539302).
1078606 [misschien] Alfdag in Frisia, geboren omstreeks 820. Alfdag is overleden na 873, minstens 53 jaar oud.
Notitie bij Alfdag: Vermeld is een Alfdag die goederen geschonken heeft aan het klooster Fulda, welke gelegen waren in Hieslum. deze goederen kwamen uit de erfenis van broer Otger en hij deed die schenking samen met zijn broers Wulpolt en Folcwar. De schenking komt voor in een goederenlijst uit de periode 825-842, maar de schenking kan ook later, maar in ieder geval voor 856 plaats hebben gehad.
In 873 is een graaf Alfdag verantwoordelijk voor de verdediging van Oostergo. Dan valt de Deen Rudolf daar binnen, maar deze wordt verslagen, waarbij vermeld wordt dat de bevolking werd geleid door een Deen die reeds lang onder hen woonde. Het kan Alfdag zijn of een dienstman van hem, van Deense afkomst. Van oudsher onderhielden de Friese vorsten/voormannen en die van de Denen vriendschappelijke banden en telgen trouwden onderling. Omdat graaf Gerhart in dezelfde periode schenkingen doet aan Fulda en de grond in dezelfde plaats is gelegen, en gelet op de tijdbalk, is het niet ondenkbeeldig dat Alfdag en broers zonen zijn van Gerhart, en zoniet, dan toch verwant.
Kind van Alfdag uit onbekende relatie:
I. [misschien] Reginhilde van Frisia, geboren omstreeks 840 (zie 539303).

Generatie 22 (edeloudouders)

2156672 Amelung van Saksen.
Kind van Amelung uit onbekende relatie:
I. Bennid I van Saksen, geboren omstreeks 780 (zie 1078336).
2156674 Wichman van de Wetigau, geboren omstreeks 750.
Notitie bij Wichman: Was één van de grote steunpilaren van Karel de Grote en werd na de vredesbesprekingen met de Denen, toen de noordgrens van het Frankische rijk werd vastgesteld, als beloning voor bewezen diensten, benoemd tot graaf van de Saksische gouwen langs de kust ten oosten van de Lauwers.
Kind van Wichman uit onbekende relatie:
I. Egbertha van de Wetigau, geboren omstreeks 780 (zie 1078337).
2156740 Ruthart van Argengouw.
Hij trouwde met
2156741 Irminsind van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. Welf I (van Argengouw) van Altorf, geboren omstreeks 775 (zie 1078370).
2156742 Isanbarth van Thurgouw.
Notitie bij Isanbarth: Was een Saksische edelman
Hij trouwde met
2156743 Theodrada van NN.
Kind uit dit huwelijk:
I. Heilwich van Thurgouw, geboren omstreeks 778 (zie 1078371).
2157212 [misschien] Gerhart graaf van Westergo in Frisia, geboren omstreeks 805. Gerhart is overleden in 859, ongeveer 54 jaar oud.
Notitie bij Gerhart: Graaf van Westrichouw, vermeld omstreeks 840 in Hieslum, Westergo.
Schenkt in de periode 825-842, maar in elk geval vòòr 856, goederen aan het klooster Fulda, gelegen in Hieslum.
Hij trouwde met [misschien]
2157213 [misschien] Reginhild van Denemarken, geboren in 810.
Kind uit dit huwelijk:
I. [misschien] Alfdag in Frisia, geboren omstreeks 820 (zie 1078606).

Generatie 23 (edeloudgrootouders)

4314424 [waarschijnlijk] Dirk, graaf in Frisia, geboren omstreeks 775. Dirk, is overleden omstreeks 822, ongeveer 47 jaar oud.
Notitie bij Dirk,: Uit: De afstamming van de Hollandse graven; dr. Kees Nieuwenhuizen.
Artikel gepubliceerd in De Nederlandsche Leeuw 126-2, 2009, p. 29 - 39.
..."In de geschreven bronnen over Frisia in de 8ste en 9de eeuw komt de naam Dirk meermalen voor. Een van de twee graven Dirk die in 880 sneuvelden was mogelijk een Fries. Er is een Dirk ‘gratia Dei’ geweest die bezittingen had in noordelijk Frisia en die in 822 stierf, en tenslotte een veldheer Dirk die in 793 in Oost-Friesland zijn laatste gevecht leverde.. Over familiebanden tussen de genoemde Dirken en Gerulfen kan alleen maar gespeculeerd worden. Misschien was een van de twee Dirken die in 880 sneuvelden de ‘missing link’ tussen Gerulf I en II. Verder terug in de tijd is het denkbaar dat Gerulf I een zoon was van Dirk ‘gratia Dei’ († 822). Tenslotte is het mogelijk dat Dirk ‘gratia Dei’ een zoon was van veldheer Dirk († 793). Qua namen vormt het in elk geval een fraaie reeks: veldheer Dirk († 793), Dirk ‘gratia Dei’, Gerulf I, Dirk († 880), Gerulf II en Dirk I van Holland.
Met veldheer Dirk loopt het spoor dood. Hij is - in deze hypothetische reeks - de oudst bekende voorouder van de Hollandse graven. Hij was een verwant van Karel de Grote, maar we weten niet op welke wijze die verwantschap precies liep. Waar hij vandaan kwam weten we ook niet, maar aangezien hij zijn militaire carrière begon in Saksen, in het noordoosten van het Duitse Rijk, is het aannemelijk dat daar zijn geboortegrond lag"...
Hij trouwde met [waarschijnlijk]
4314425 [waarschijnlijk] Theodrada, geboren omstreeks 777. Theodrada is overleden omstreeks 845, ongeveer 68 jaar oud.
Kinderen uit dit huwelijk:
I. [waarschijnlijk] Gerulf I graaf in Frisia, geboren omstreeks 800. Gerulf is overleden in 853, ongeveer 53 jaar oud.
Notitie bij Gerulf: Erhard Reg. Historia Westfalica S 11, nr 13.
Vermeld in een oorkonde van 30 mei 839 wanneer hij zijn bezittingen in Westergo terug krijgt van de keizer, welke hem in 834 werden afgenomen wegens zijn samenspanning met Lotharius tegen zijn vader Lodewijk de Vrome.
Vermeld wordt: "goederen in de gouw Westracha, in de villa Cammingehunderi en elders."
Hij zou in 853 zijn toegetreden als monnik tot de abdij van Corvey, waar hij ook is overleden.
II. [waarschijnlijk] Gerhart graaf van Westergo in Frisia, geboren omstreeks 805 (zie 2157212).
4314426 Horik (Erik I) van Denemarken.
Kind van Horik uit onbekende relatie:
I. Reginhild van Denemarken, geboren in 810 (zie 2157213).

Generatie 24 (edeloudovergrootouders)

8628848 Radboud III vorst in Frisia.
Kind van Radboud uit onbekende relatie:
I. Dirk, graaf in Frisia, geboren omstreeks 775 (zie 4314424).
8628850 Bernard.
Kind van Bernard uit onbekende relatie:
I. Theodrada, geboren omstreeks 777 (zie 4314425).
Gegenereerd met Aldfaer-versie 7.2 op 12-10-2019 12:27:01 door A. Post