I. Ermgard? van Norch, geboren omstreeks 1260. Ermgard is overleden na 1318, minstens 58 jaar oud.
Notitie bij Ermgard: Vermeld in 1324
Ermgard trouwde met
Folkert van Dwingelo.
II. Hendric (Heyne) van Norch, Heer van Kuinre van Orch en Emelweert, geboren omstreeks 1265. Hendric is overleden omstreeks 1330, ongeveer 65 jaar oud.
Notitie bij overlijden van Hendric: Overleden vòòr 24 juli 1331.
Notitie bij Hendric: Hij moet omstreeks 1290 zijn halfbroer Volrad zijn opgevolgd als heer van Kuinre. Zijn vader moet dan ook al overleden zijn. Na de dood van Hendrik (Heyne) in 1331 komt Kuinre in bezit van Johan van Kuinre, zoon van Volrad,
Een Hendrik van Kuinre wordt vermeld in 1294 in een overeenkomst tussen ridders en andere ministerialen ter handhaving van hun rechten. Onder deze edelen treffen wij aan: Egbert heer van Almelo en Boudewijn genaamd Hako, ridders, Steven van Rutenberg, Hendrik van Kuinre, Gijsbert van Buchorst, Adolf van Groningen, Johan van Ruinen, Johan en Arnold Radinc, zonen van Frederik, knapen (O.B.U. V no. 2622).
Op de dinsdag na Pinksteren 1297 sticht de bisschop van Utrecht vrede tussen de gebroeders van Voerst, Sweder en Herman met hunne vrienden en de heren van Almelo, Rutenberg, Isselmuden, Groningen, Kuinre, Buchorst, Ruinen en de burgers van Deventer, Kampen en Zwolle. Herman en Sweder worden veroordeeld; zij mogen geen schout van Salland meer zijn.
Vermeld in 1297, wanneer Egbert (waarschijnlijk Engelbertus bedoeld) van Almelo een verdeling maakt tussen zijn kinderen uit zijn eerste en zijn tweede huwelijk. Zoon Rudolf van Engelbertus was getrouwd met een zuster van Heyne.
In een oorkonde van 20 oktober 1302, waarin de markgenoten van Witten grond overdragen aan het Cistencienser klooster van Assen, komen we de naam van Hinricus van Norch tegen, samen met o.a. Saspold en Rudolf van Loon, Bertold en Lambert van Elderslo, Boele Woltinge, zoon van Gerard van Leggelo, Jacob Hoving, Johan Oldebennink, Jacob Kluivingh, alsmede markgenoten van Witten. Als getuigen Wicher van Steenwijk, kanunnik (broer van Hendrik van Norch), priester Frederik, Heiko van Zuidlaren, Broylandus (?), Egbert zoon van ? van Anreep, Folkert van Peize, Jacob van Gasselte en Rudolf Nijsingh van Erm.
In een stuk van 8 augustus 1304 (O.B.G.D. I no. 224) wordt genoemd een Henricus, ridder, de Kunresile, die als scheidsrechter optreedt in een geschil tussen de abdij te Ruinen en het St. Maria Convent in Bordengo (Oldeboorn?).
Getuigen hierbij zijn: Laurencius domicellus in Rune, en Henricus de Ancen. De naam Kunresile" komt nog eenmaal in de oorkonden voor en wel in die van 1 november 1277, hierna vermeld bij Volrad van Kuinre. Men krijgt niet de indruk, dat hier van een afzonderlijk geslacht sprake is en is daarom geneigd in deze ridder Hendrik van Kunresile dezelfde te zien als de famulus Hendrik van Kuinre van 1294 en 1297. Kunresyl als plaatsnaam komt men nergens tegen, behalve in een falsum van 1243 (O.B.U. II no. 992, O.B.O. I no. 188).
Hendrik moet vóór 1 aug. 1318 zijn overleden, daar zijn neef Johan zich dan „domicellus de Kunre” noemt en als zodanig ook munt. (Volgens de Vos van Steenwijk)
In een oorkonde van 4 mei 1315, verklaart Reinold van Coevorden dat het geschil tussen hem en het klooster van Assen is beslecht en hij enkele verplichtingen op zich neemt. Als scheidsrechters waren aanwezig Hendrik van Norch, ridder, Godfried van Borculo, onze broer en oom (van Reinold en kinderen), Frederik van Rolde, rector van de kerk, en Wicher van Vries (broer van Hendrik van Norch), deken van Drenthe.
In de oorkonde van 25 november 1316 verklaren Berta, weduwe van Rudolf van Ansen, en haar twee minderjarige zonen, een hoeve te Zuidwolde te hebben verkocht aan Rudolf van Echten. Heer Heino (Hendrik) ridder en Otto van Norch met Volkert van Dwingelo doen toezeggingen. Het stuk wordt gezegeld door Hendrik en Otto van Norch.
In de oorkonde van 12 mei 1321 gelast paus Johannes een onderzoek door de abt van het klooster Klaarkamp naar het onrechtmatig handelen van Johan graaf van Bentheim en anderen ten opzichte van het klooster van Assen. Johan en de zijnen hadden dit klooster beroofd. Als tweede na Johan wordt genoemd ridder Hendrik van Norg, daarna de schildknapen Herman van Lage, Adolf van Brantelghete, Gerard van Daarle, Herman van Tilligte, Adolf van Twickel en Herman genaamd Koc.
Genoemd in een oorkonde van 07-09-1324 (ogd0283) waarin de namen worden genoemd van Drentse edelen die bisschop Jan van Diest zouden steunen tegen de Drenten. Het waren ridder Henric van Norch, diens zonen Arend, Henric en Roelof, Roelof van Langelo, Menso van Echten, Gerrit Clencke, zijn broer Jan Clencke, Otto van Norch, de zoons van vrouwe Ermgard (van Dwingelo) Volker en Rutger, Coenraad van de Ghoere, zijn broer Jan van den Ghoere en Echbrecht van Echten, de laatsten allen knapen. Zij zouden de bisschop van Utrecht en het Sticht van Utrecht trouw dienen en bijstaan. Zij zouden de oorlogsbuit met de bisschop delen en nooit een overeenkomst aangaan met de Drenthen buiten de bisschop om. De bisschop beloofde op zijn beurt hetzelfde met twee aanvullende getuigen, Henric van Eelde en Hendrik Polman. Vele jaren moesten de ondertekenaars buiten Drenthe blijven. Ze werden de "Lieden van Norch"genoemd. Zij stonden aan de zijde van de bisschop met als tegenpartij Reynold van Coevorden. Deze lieden van Norch, zo genoemd omdat de van Norchs de kennelijke aanvoerders waren, verbleven in Kampen.
Omstreeks 1325. ndva 1980 artikel Keverlingh Buisman.
Henric van Norch c.s. beklagen zich bij de bisschop over het geweld, hun door de Hopsinghen aangedaan en doen opgave van hun schade.
Naar een 15e eeuws afschrift in het archief van de bisschoppen, inv. no. 207 (no. 31) (R.A. Utrecht). In aangepaste vorm is dit stuk tevens te vinden bij O.D.J. Roermeling, Enkele adelijke geslachten in Drenthe in de middeleeuwen, in de ’Nederlandsche Leeuw’, jrg. 90 (1973), k. 197 en bij A. N. de Vos van Steenwijk, Het geslacht de Vos van Steenwijk (Assen/Amsterdam 1976), p. 151. Regest bij Berkelbach, no. 1287.
Here van Utrecht. Wi, Henric van Orcha, ridder, ons kinder, Ot van Orcha ende anders ons vriende ende ons hulpers van Orcha tonen U ende claghen U alsulc ghebrec ende ghewolt als ons ghedaen hebben de Hopsinghe, ons wedersaken ende hure hulpers. In den iersten toene wi U dat een knape van den Hoepsinghe heet Knobbe, die hadde ghewond enen knape, Alardssoene van Steenberghe, die maech was Ketelhots van Orcha ende Alards Wacker ende siin broder, die ons van Orcha was al vreemde. Doe sande Ketelhoet ons van Orcha driewerf boden; doe quame wi te heme, doe wi tot heme quemen, doe waest ons leet, doe vel wi in de scure, doe quam Steven van Breeclab ende warp Henric, heren Heynen soen, mit enen murstene int hoeft, dat hi langhe lach voer doet. Doe vochten si van den hove ende wi weder opten hoef, doe waert Alard ghewondc, dat dede heme Wacker ende Ketelhods soene, die deden hem den doet, dies Wacker lijdt tallen tyde. Doe dit ghesciet was, doe secden si een onrecht landrecht te doenre rnit onrechten orde1 ende mit onrechten lantrechte, dat te rechte gheweest soud hebben toe Noerche, doe miin here van Orcha, siin kinder ende siin vrienden dat vernamen, doed bod ic, Henric van Horcha ende min kinder ende miin vrient ende driehondert man rnit ons Alards dode te wesen an den Heylighen onsculdich; doe ons dat niet helpen rnochte, bode wi over Alards dode hondert marc brunre Engels, des wi toe ende an Herman van Elde, den scouten, ende an Herman Polman, die doe ter tiid seker lude waren ende anders besceden luden, die in den lande saten, die dat witlic condech is; aldat en rnochte ons niet helpen, wine moesten houwen laten een wendmolen ende vier de beste huse, die wi hadde. Dese bodscap bracht ons her Vrederic van Rolle ende her Rolof van Ghete ende wouden sie dese versaken, so woude wi se betughen mit guden luden, daer si des ghelijd hadden dat also weerf als wi hiir segghent. Hiirboven hebben si ons ghehouwen: Henric voers. van Orcha ende ons kinder ende an onse goede ghescadet tot drie hondert marken toe brunre Enghels. Item Rolof van Langhelo an sinen gude te hondert marken. Item Johan van Orcha an sinen gude te XX marken toe. Item Rolof, sinen broder, XX marc brunre Enghels. Item Conrade van den Ghore ende sinen broder XL marc. Item Ot van Orcha ende siin broder XL marc. Item Clencken van Kovoerde ende siin broder te hondert marken toe. Item Johan van Echte ende Mensen ende Ecbrechten ghebrand ende ghescadet te tueen hondert marken toe.
Item Volkier ende siin broder te XL marken. Item Godekin van Echte X marc. Item Johan Kalf XX marc. De summe van den scade van deser van Orcha lopet op neghen hondert marc X, mer behalven menghe groet scade ende utecost, die wi ende ons hulpers buten hebben verdaen ende gheleden. Ende here, want ghi desen tuist anghesien hebt ende se ghearbeidet desen tuist ten besten te brenghen ende tusschen ons ende ons wedersaken ene vrede ende enen soen ghedeghedenckt ende ghi daer dat seghen in de hand hebt, so hebben si binnen desen vrede ende soene Alard Wacker, onsen hulper vrient ende onsen hoeftman gheslaghen, als wi datter wareyt willen brenghen, dat siid boven vrede ende boven zoen ghedaen hebben ende here, want si ons ghehouwen ende ghebracen hebben over landrecht, so is elc hus over C marc te broeke ende al dat wi ghedaen hebben dat wanboet na rechte olden landrechtg.
Hierna volgt nog, vermoedelijk zonder verband met het voorgaande tekstgedeelte:
Item Wessel van Onsslo, Steven knecht van Brekel, Johans knecht Clencken ontreet hi enen henxt, daerna lieten sien lopen ende hebben de henxt verder net bynnen syns heren vrede.
Voor de datering zie ook de resultaten van het onderzoek van zowel 0. D. J. Roemeling als A. N. de Vos van Steenwijk.
In 1327 op 22 september verkopen Jan Clencke en zijn zoon Gerard een pacht aan het convent van Dikninge en zeggen dat zij die zullen overdragen zodra zij weer veilig in Drenthe kunnen komen. En anders zullen zij te Vollenhove tekenen, samen met Otto van Norch en Coenraad van Goer.(van de Gore van Steenwijk)
In die tijd was de macht van de bisschop zeer beperkt geworden. Alleen het Nedersticht, Diepenheim en Kampen waren nog onder zijn macht.
In een lijst van inkomsten van de bisschop Utrecht van omstreeks 1335 staan de goederen van Hendrik van Norch vermeld, met een verdeling van de betaling over de rechthebbenden in 1335. Hendrik is dan kennelijk overleden. Als eerste worden genoemd Arnold zijn zoon en opvolger en als tweede zijn zoon Rudolf. Dan volgt Hille de dochter van Gerard, zijn al overleden broer. Daarna Rudolf Butruant, Folkert van Dwingelo en Johan Pipe. Deze zijn waarschijnlijk getrouwd met zusters van Hendrik, dus zijn zwagers van Hendrik. Daarna volgt Otto van Norch, die ook voor het geheel van de goederen wordt aangeslagen, zal dus een broer zijn van Hendrik.
Hendric trouwde met
NN van NN.
III. Wycher van Steenwijk van Norch, geboren omstreeks 1268. Wycher is overleden na 1334, minstens 66 jaar oud.
Notitie bij Wycher: Ogd0194 de dato 9 maart 1295. Johannes, bisschop van Utrecht, richt het kapittel der St. Clemenskerk te Steenwijk op en benoemt tot eerste deken de priester Wigherus van Steenwijck.
Vermeld 20 oktober 1302 in oorkonde samen met Hinricus van Norch zoon van ??
OGD 336; 25-03-1334 verkopen Otto, Ida zijn vrouw en hun kinderen Wycher, Johan en Herman, met zijn broer Wycher, kanunnik van Steenwijk, de tienden van Hooghalen, geërfd van hun ouders, aan de abdij van Dikninge. Hij verzocht zijn ’maghen’ Coenraad van de Goer en Herman Polleman mede te zegelen (Arch.Dikninge, Benedictijnerabdij, inv. nr. I, reg 43). 24-11-1335 Drents dienstman van bisschop Jan van Diest (1322-1340) (drs. O.D.J. Roemeling,’Adelijke geslachten in de ME van Drente’,NL1973).
1309 Wycher van Norch, Drents edelman vermeld als pastoor te Vries, kanunnik van Steenwijk en Deken van Drenthe.
ogd0232 de dato 11 juni 1310. De ingezetenen van Havelte en Uffelte verbinden zich tot de betaling aan de door hen wegens de afscheiding hunner kerk aan de deken en het kapittel der kerk te Steenwijk verschuldigde opbrengsten. Vermeld Philip, dekaan te Steenwijk en Wicher, rector te Vries, vallend onder de moederkerk van Steenwijk, enz.
ogd0236 de dato 5 juli 1311. Enige Drentse en Groningse geestelijken verklaren de banvonnissen van de bisschop van Utrecht, gericht tegen de Friezen in Stellingwerf en Schoterwerf, in hunne kerken te hebben afgekondigd. Vermeld Wicher, dekaan van Drenthe, Frederik, decaan in Rolde en Johannes dekaan in Groningen.
ogd0267 van 9 september 1320 vermeld Wicher rector in Vries. Frederik van Rolde, deken van Drenthe.
Vermeld in een oorkonde van het jaar 1334.
Wycher bleef ongehuwd. Wycher bleef kinderloos.
IV. Gerard van Norch, geboren omstreeks 1270. Gerard is overleden vóór 1327, ten hoogste 57 jaar oud.
Notitie bij Gerard: Ook vermeld als Gerard van Kuinre, geb omstreeks 1267 (our family histories)
In 1288 vermeld met zijn broer Otto. (J de Groot; Het geslacht de Vos van Steenwijk)
V. Johanna van Norch, geboren omstreeks 1272. Johanna is overleden na 1327, minstens 55 jaar oud.
Notitie bij Johanna: In 1327 blijkt uit een register van inkomsten van het Domkapittel te Utrecht dat zij moet betalen voor het bezit van het goed Battinc. Uit latere stukken blijkt dat dit goed in Westervelde ligt en nu bekend is als "de jufferen Lunsingh"
Zeer waarschijnlijk ook bezitter van het Tybingegoed in Norg.
Johanna trouwde, ongeveer 18 jaar oud, omstreeks 1290 met
Johan Pipe van Steenwijck, ongeveer 20 jaar oud. Zie
6,IV voor persoonsgegevens van Johan.
VI. Berta van Norch, geboren omstreeks 1273.
Notitie bij de geboorte van Berta: geboortedatum van internet stamboom Hulst
Berta is overleden na 1327, minstens 54 jaar oud.
Notitie bij Berta: Bertha van Norch verkocht in 1316 samen met haar zonen Bertold en Cyse een hoeve aan Rudolf van Echten. Oorkonde (ogd0252) opgemaakt 25 november 1316 in de Margarethakerk in Norg en gezegeld door Henric en Otto van Norch, de broers van Bertha.
"Omnibus presentia visuris seu audituris nos Berta, relicta Rodolfi, Bertoldus et Eizo, mei filii de Ancen, notum esse cupimus nos Rodolfo de Echten domum nostram in Drucht in Sudwold cum omnibus atti nentiis suis cultis et incultis et suis veris heredibus pro quinquaginta marcis sterlingorum vendidisse et posuisse ei fidejussores et suis
heredibus, quod Bertoldus et Eizo, cum ad debitam venerint etatem, [ven]dicionem sic legitime factam non revocent sed ratam habeant et gratam.
Fidejussores sunt dominus Heino miles [et] Otto de Norech, Volkerus de Dwenglo sub pena XXX marcarum sterlingorum antiquorum. Si autem Bertoldus [et] Eizo, cum habent annos discretionis, ordinata et facta in venditione revocare presumpserint, dicti f[ide]jussore[s C]ovordiam intrabunt et inde non recedent, nisi prius dicto Rodolfo de Echten et suis heredibus quinquaginta marcae sterlingorum cum pena XXX marcarum
integraliter persolvantur. In cujus rei testimonium sigilla domini Heinonis militis et Ottonis de Norech presentibus sunt appensa. Nos vero fidejussores sic notati in premissis recognoscimus nos Rodolfo sepedicto de Echten et suis heredibus sub fide militaria esse obligates et sub sigillis nostris presentem paginam communimus jure testimonii sic esse acta et ordinata, ut patet in premissis.
Datum in Norech anno Domini MCCC sexto decimo in die Katerine virginis et martyris."
Berta trouwde, ongeveer 22 jaar oud, omstreeks 1295 met
Rudolf van Ansen van Coevorden, ongeveer 30 jaar oud. Rudolf is geboren omstreeks 1265, zoon van
Bertold van Ansen van Coevorden en
NN van NN. Rudolf is overleden vóór 1316, ten hoogste 51 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Elders gepubliceerd:
Rudolf van ANSEN, geboren ca 1265, overleden voor 1316, zoon van Bertolt van ANSEN.
Gehuwd met Berta van NORCH
ndva 1893; 8 september 1316. Berta, weduwe van Rudolf van Ansen, verkoopt met haar zonen Bertold en Eiso het huis in Drucht in Zuidwolde aan Roelof van Echten.
VII. NN van Norch, geboren omstreeks 1275. NN is overleden na 1327, minstens 52 jaar oud.
Notitie bij NN: De vrouw van Roelf van Pedze is een zuster zijn van Otto van Norch.
NN trouwde met
Rudolf van Peize van Almelo. Rudolf is geboren omstreeks 1275, zoon van
Eg(gel)bertus van Peize van Almelo en
NN van NN. Rudolf is overleden na 1335, minstens 60 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Vermeld tussen 1308 en 1335.
ogd0245 de dato 23 oktober 1313. Rodolphus van Peize verklaart de helft zijner tienden te Benneveld aan de buren aldaar te hebben verkocht
ogd0279 de dato 4 juli 1323. Johannes van Almelo verklaart met zijn broeder Egbertus de hun toekomende nalatenschap te hebben gescheiden volgens de uitspraak van Johan, graaf van Bentheim, en anderen. Vermeld staat Rodolf van Peize.
ogd0296 de dato 25 januari 1326. Roelof van Peize, Egbert van Groenenberg en enige anderen verklaren borg te blijven voor een schuld van de bisschop van Utrecht aan de heer van Keppel.
Ogd0339 van 3 november 1334. Rudolf van Peize verkoopt met zijn 4 zoons hun goederen te Halen aan het convent van Assen, voor de helft en de andere helft aan zijn familie te Eelde. (Rodulphus, zoon van Eggelbertus, ridder van Peize, en zijn zoons Eggelbertus, Rodolphus, Bernardus en Hermannus. Eggelbertus de oudste broer is meerderjarig en is medezegelaar van de oorkonde. Getuigen Hermannus, genaamd Schulte (te Eelde).)
Komt voor in een oorkonde van 1335 waarin hij aan de abt van Dikninge vraagt om geen geld te geven aan Otto van Norch vanwege de overdracht van goederen te halen, omdat hij daar rechten op heeft en hij deze verkocht heeft aan het convent van Assen.
Vermoedelijk is in 1334 of iets eerder zijn vrouw, een zuster van Otto van Norch, overleden die (mede)aanspraak had op rechten in Halen.
VIII. Otto van Norch (Orch), geboren omstreeks 1277 (
zie 4).
IX. NN (Ketelhoed) van Norch, geboren omstreeks 1280. NN is overleden vóór 1334, ten hoogste 54 jaar oud.